It(em) jan bogart lathouwe(r) heeft gekint vercocht te hebben daneele/ boxhoren nu ter tijt scepen(en) te loeven(en) xxv wissen [wis]houts/ de x d(aer) af eycken ende tsurplus bercken elc wisse/ d(aer) af om xiii pl(a)c(ken) des soude daneel een wisse binnen/ hebben d(aer) af hij niet geven en soude Vand(en) welcken de/ selve daneel bekint gehaven te hebben de thien wissen
//
myn een derdendeel te weten(e) de iiii wissen d(aer)af eycken ende/ dander bercken ende heeft gelooft de selve jan tsurplus van/ des voirs(creven) steet te betalen den voirs(creven) daneele en(de) te loeven(en) te/ leve(re)n de iiii wissen d(aer) af te kersmisse naestcomen(de) ende/ doverbate vollevert te zijne tusschen dit en(de) paesschen dair/ nae vervolgen(de) q(u)[o]l(ibet) ass(ecutu)[m] cor(am) burgim(a)g(ist)ris et plurib(us) aliis de/ consilio decembr(is) iii