Nae dien ar(nol)[d(e)] van vroenhoven op heden inde/ banck voe(r) meye(re) ende scepen(en) van loeven(e) comen/ is inden name van m(ijn) vr(ouwe) van beloys en(de) oic/ als p(ro)cur(eur) vanden executeurs desselfs wijle(n) he(re)n/ jans als geleit totten goeden joes smeyers/ voir gebreck van negen r(ins)g(ulden) erff(elijc) doende/ zijn aensprake int pri(n)cipael van pandt en(de)/ bewijssenisse te hebben(e) en(de) oic bet(alinge) van drie/ ja(r)en rinte(n) heeft henr(ick) van ravescote als/ p(ro)cur(eur) joes voirs(creven) doen seggen hoe dat dese mat(erie)/ aenghinck mijne(n) hee(re) van bout(er)shem die alsnu/ in sulken wesen(e) was als elc weten mocht/ en(de) alsoe beg(er)de hij mits der cond(itien) aend(en) pri(ncipae)[le]/ rintbr(ieven) staen(de) die hij exhibeerde dat hij hem nairde(r)/ soude moegen beraden wes d(air)op betailt mocht/ wesen mette(n) selve(n) he(re) ende dat mits dien de/ scepen(en) de mater(ie) voirs(creven) souden stelle(n) inder stadt/ handen te voirde(r) want soe hij seyde gheen/ cortsel gehadt en hadde vand(en) tijd(en) voirleden/ d(air)op de voirs(creven) p(ro)cur(eur) r(e)plice(re)nde seyt dat hij he(m)/ niet en stiet aen mijne(n) hee(re) van bout(er)shem/ noch d(air)inne begrepen en was oick was blijkelijc/ dat hij cortsel gehadt hadde als dat bleke/ bijd(en) cond(itien) staen(de) bijd(en) voirs(creven) scepen(en) br(ieven) sustine(re)nde/ alsoe t(er) (contra)rie(n) dat hij naird(er) sculd(ich) soude zijn tantw(or)d(en)/ oft dat he(m) de gelev(er)de goede volge(n) soude(n) Es gewese(n) bijd(en)/ scep(enen) t(er) maniss(en) smeyers gelieft den verw(eer)de(r) nairde(r) tantw(or)d(en)/ dat hij dat doen macht in sca(m)pno maii qui(n)ta