It(em) willem [de bastart] van berghen bastart [van] in jegenwordich(eit) der scepene(n)/ It(em) willem de bastart van b(er)ghen opten zoom in jegenwordich(eit) der scepen(en) van / loeven(en) gestaen heeft gegeve(n) en(de) bekendt dat hij gegeve(n) heeft janne van / ophem dieme(n) heet ghelds en(de) janne keyart van bierbeke sine(n) wuwer gelege(n) / beneden thof te hazenberge [tot nuw(er)?] inde prochie van bierbeke [durne] neve(n) de vroente / van duerne Te houden en(de) te hebben van halfmeerte naest comende een(en) / t(er)mijn van drie jae(re)n lanc deen na dander sonder middel volgende Elx / jaers daerenbynne(n) om sesendertich mottone te weten xiiii placke(n) payments / voe(r) elken mottone gelege gerekent op sente g(er)trude(n) dach te betalen alle / jae(re) den voirs(creven) t(er)mijn duerende en(de) telken t(er)mijne als vervolghde schout En(de) / es vorwerde dat de voirs(creven) jan van oppem en(de) jan keyart den voirs(creven) wuwe(re) wael / en(de) loffelic boerden veghen ruymen en(de) reyneghen sullen bynne(n) sijnen dijken van / allen motten cruds riets en(de) ande(re)n onreynicheyde(n) dieme(n) daer in vijnden mocht / tusschen dit en(de) halfmeerte naest comende en(de) den selve(n) wuwe(re) sijne behoirlike / diepte van wate(r) geven en(de) dit al ten prijse van goeden knaepe(n) die hen des / verstaen sullen En(de) alsoe sullen sij den voirs(creven) wuwe(re) [jaerlex] ten eynde vanden voirs(creven) / t(er)mijn [duerende] wel en(de) loffelic [geboerdt] geveeght gheruymt met schoenen wate(r) en(de) be/ hoirliker diepten laten sonder argelist [houden] En(de) dien inder vueghen voirs(creven) / ten eynde vande(n) selven t(er)mijne [also] late(n) sonder argelist cor(am) / g(ra)ven ouderogge julii xxix