It(em) h(er) aert van ardingen ridder Es come(n) in jeg(ewoirdicheit) d(er) scepen(en) van loven(en) ende / heeft openbairlic geconsenteert belieft en(de) gewillecoirt dat joffr(ouwe) katline / wedewe jans wilen goed(er)toys dieme(n) hiet vande(n) nuwenhove die / welke wile(n) jan nae de(n) rechte d(er) stat van lov(en) beleit was en(de) es / tot den goeden des voirs(creven) h(ere)n aerts uut den voirs(creven) beleide goeden / en(de) erve(n) sal jonck(er) ja(n)ne he(re) tot bout(er)shem en(de) tot huldenb(er)ge / tot sijnre beg(er)ten inde goede h(ier) nae bescreve(n) Te wete(n) in / vijftich rijnsch(en) g zwair croen(en) erflek(en) rente(n) aen en(de) op de / goede van goetsenhove(n) met alle(n) hoe(re)n toebeh(oirten) die te quite(n) / staen elke(n) pe(n)ninc met xviii pe(n)ninge(n) en(de) met volle(n) tsijsrente(n) / gelijc de scepen(en) brieve die d(aer) af sijn beg(re)pe(n) It(em) in vii viii boend(er) / beemde oft d(aer) omtrent gelege(n) tusscen wolm(er)shem en(de) walschberge / Behoudelic dat wille(m) van horion die de docht(er) heeft des voirs(creven) / h(ere)n aerts die lossen en quite(n) sal moege(n) met xv[c] rijnsch(en) / gulden(en) nae inhoude(n) van seke(re)n brieve(n) die d(aer) af sijn en(de) op / de vueghe vande(n) selve(n) brieve(n) en(de) als de voirs(creven) goedi(n)ge / gedaen sal sijn beg(er)de hij en(de) woude dat de voirs(creven) jonck(er) jan / hebbe(n) soude de brieve vande(n) guedingen ende hij wed(er) om / sijn p(ri)ncipael beleit vynck pryke(re) sept(embris) xxiii /