It(em) also als g(er)lec van brakele ter eenre ende henrick vander brugghen/ geheten met den ghelde ter ande(re) hen opden xvi[en] dach der maend/ augusti lestleden verbonden hebben voer scepen(en) van loeven alse/ vander valuacien oft weerden van eenen mudde rogs der maten van/ loeven erflic dwelc de heiligheest van s(in)te g(er)truyden te lov(en)/ heeft en(de) houden(de) es op zeke(re) desselfs g(er)lecks goede te leefdale/ gelegen en(de) dat de vors(creven) henrick ende zijn goede sculdich/ waren te draghen alsoe zij seiden Ende de segg(er)s ind(er) vors(creven)/ submissien begrepen de sake bijder stad van lov(en) bracht/ hebben gelijc zij doen mochten na inhoudt d(er) selv(er) submissien bij/ welker stad den voirs(creven) g(er)lecke aengetermineert heeft zijn xxiiii/ gulden ryders ende dat hij voirt afdoen soude alle verloepen/ pachten dairaf verschenen gelijc de t(er)minacie d(air)af staen(de)/ op dierste came(r) septembr(is) xx lestleden dat voird(er) uutwijst/ Soe es comen voer scepen(en) van loeven de voirs(creven) g(er)leck en(de) heeft/ openbairlic bekindt dat hem de vors(creven) henric vanden vors(creven) xxiiii/ gulden ryd(er)s ende verloepen(en) pachten volcomelic vernueght en(de)/ betailt heeft en(de) heeft den selven henricken zijn goede en(de)/ nacomelingen d(air)af volcomelic quijtgeschouden Geloven(de) de/ vors(creven) g(er)leck tvors(creven) mudde corens voirtaen van zijnen voirs(creven)/ goeden jairlicx den vors(creven) heiligheest te betalen en(de) den vors(creven)/ henricken zijn goede en(de) ncomelinge(n) d(air)af scadeloes te houden/ en(de) tontheffen teeuwighen daghen Cor(am) vync tybe febr(uarii) p(ri)ma