It(em) jan p(er)soens van bout(er)shem in jeg(enwoerdicheit) d(er) scepen(en) van loven(en) gestaen/ heeft gekint en(de) gelijt dat hij gehaven ende ontfangen heeft/ van mychiele vissenaex wonen(de) te s(in)[te] pet(er)s vissenake xl/ gulden te x stuv(er)s Alse voir de lossinghe en(de) dafquite(n) van/eene(n) dien sack rox d(er) maten van thienen te weten vi halst(er)/ voir den selven sack rox gerekent erfs pachts alle jare s(in)[te]/ andriesmisse apostels te betalen en(de) te bout(er)shem te leve(re)n/ erflic en(de) e(m)m(er)meer die de vors(creven) jan p(er)soens jairlix geldende/ hadde aen(de) en(de) op de goede h(ier) onder bescr(even) des vors(creven) mychiels/ Inden iersten aen en(de) op een huys en(de) hof met sijnd(er) toebehoerten/ gelegen te gunnyngen inde p(ro)chie van s(in)[te] pet(er)s vissenake/ tussce(n) de h(er)strate ald(aer) en(de) de goede des goidsh(uys) van tong(er)loe/ It(em) aen en(de) op (½) dach(male) lants derde schoef gelegen inde vors(creven)/ p(ro)chie tusscen de goede peters lijtkesen en(de) de goede henrix/ truydens It(em) aen en(de) op (½) dach(male) lants derde schoef gelegen ald(aer)/ opt deitschervelt [deickschervelt] tusscen de goede des voirs(creven) peters/ en(de) de goede jans truydens gelijcmen de vors(creven) goede vand(er)/ cap(ite)len van s(in)[te] germaens te thienen ten erfdome hult geloven(de)/ de vors(creven) jan p(er)soens den vors(creven) mychiele tot sijnd(er) manissen/ inden vors(creven) sack rox te goeden en(de) te vestigen voir hof/ en(de) hee(re) d(aer) men de selve goede af houden(de) es en(de) op cost des/ vors(creven) jans p(er)soens Et t(antu)m lomb(ar)t voshe(m) de(cembris) s(ecund)[a]