SAL7309, Akte: R°142.1-R°143.1 (68 van 117)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°142.1-R°143.1  
Act
Datum: 1421-02-

Transcriptie

2021-05-08 door myriam bols
Van claese smeets en(de)/
pete(re)n ridder/
Het sijn comen in rechte voer meye(r) en(de) scepen(en) van loven(e) claes smeets die/
overmids vonnisse van scepen(en) brieven van loven(e) beleydt is tot alle den/
goeden willem smeets sijns brueders ende peter de ridder die ov(er)mids/
macht van scepen(en) brieven van loven(e) beleidt is tot den goeden des voirs(creven)/
claes in deen side en(de) h(er)man op gheen heide van vorst in dander Daer de/
voirs(creven) h(er)man een aensprake dede ten voirs(creven) claes en(de) pete(re)n wert seggen(de)/
dat sij hem mids horen voirs(creven) beleyde tonrecht ongebruyc daden van/
ix zillen beempts gelegen te meerhout in tween stucken diemen te/
leen houdende is van den h(e)re van dyest bij redenen die sij daer toe segge(n)/
souden En(de) seide de selve h(er)man dat de voirs(creven) claes en(de) willem hadden enen/
wettigen brueder geheten jan smeets en(de) dat die selve jan smeets als/
hij te wive nam lijsbetten van mechelen der selv(er) lijsbetten in huweliker vor/
werden geloefde weert also dat sij den voirs(creven) janne smeets horen man/
verlefde dat sij nae sijn doet in dese goede ende in alle sijn ander goede/
hoe(r) tocht hebben soude ende dat boet de voirs(creven) h(er)man te thoenen ter/
konden (et)c(etera) Voert boet hij te thoenen dat de voirs(creven) jan de smet van/
live ter doet komen wa(r)e en(de) dat de he(re) van dyest daermen de voirs(creven) leen/
goede af houdende is de voirs(creven) huwelike vorwerde ghegreert ende/
gheco(n)firmeert hadde ende oec dat de voirs(creven) jan smeets van live ter doet/
comen ware ende dat sij die leene nae sijnre doet aen den he(re) van dyest/
opgehaven hadde dwelc sij [hi] oec boet te thoenen Voert boet hij te/
thoenen dat hij de tocht van desen leengoeden jegen der voirs(creven) lijsbette(n)/
gekregen hadde en(de) daer toe comen wa(r)e voer den voirs(creven) he(re) vanden leene/
ende voer sijn manne ende hoepte soe waer hij alle dese poenten ghethoene(n)/
conste dat hem de tocht vanden voirs(creven) ix zillen beempts volgen soude/
Op dwelke de voirs(creven) claes smeets en(de) peter de ridder hen verant/
werden met horen gelev(er)den voerspraken en(de) seiden dat waer ware dat/
sij met hoe(re)n gelev(er)den voersprake ende seiden dat waer wa(r)en dat sij ene(n) brued(er)/
hadden geheitten jan smeets die de voirs(creven) leene houden(de) en(de) hantplichtende/
was ende daer uut starf als uut sinen leene dwelc sij boden te thoene(n) ende/
hoe wael dat hoe(r) brueder voirs(creven) der voirs(creven) lijsbette(n) sinen wive yet geloeft/
mochte hebben dat lieten sij gaen daert sculdich wa(r)e te gaen ende dat/
en wa(r)en niet dan worde Ende meyndden dat de leengoede so edel waren
//
dat alsulken worde hen daer aen gheen ontstade doen en souden want/
voe(r) den he(re) ende sine ma(n)ne niet geschiet en wa(r)e Seyden voert dat/
sij nae de doet hoers voirs(creven) brueders tot den voirs(creven) leen comen wa(r)en/
eer de voirs(creven) lijsbet daer toe quam ende eer de voirs(creven) confirmacie geschiede/
dwelc sij oec boden te thoene(n) Seiden voert de voirs(creven) claes en(de) peter/
dat t(er) tijt dat de voirs(creven) jan smeets leefde claes ende willem smeets/
voirs(creven) jegen hem stoet hadden o(m)me der deylingen wille vanden voirs(creven) leen/
ende dat daer af een seggen geseeght was voe(r) den he(re) vanden leen/
voe(r) sine ma(n)ne ende voer scepen(en) van vorst in des(er) vuegen datmen/
de leengoede in drien deylen soude en(de) die gedeilt in drien dat jan/
dan kyesen soude mogen en(de) dat hi gheen ander vordel in die leengoede/
hebben en soude dwelc sij oec boden te thoene(n) Verhaelde(n) oec de/
voirs(creven) claes en(de) peter inden rechte hoe die voirs(creven) lijsbet tande(re)n tiden/
te twee stonden te vorst inde banck vanden voirs(creven) geloeften vander/
huweliker vorwerden hoer gedaen hoe(r) borgen aengesproken hadde/
daer af dat sij achtervellich gewijst waert dwelc sij oec bode(n)/
te thoenen ter konden (et)c(etera) Ende seiden so waer sij alle dese poente(n)/
gethoene(n) consten dat hen en(de) hoe(re)n beleide de voirs(creven) ix zillen beempts/
leengoede volgen souden Daer op dat de scepen(en) van loven(e) gemaent/
vanden meye(r) van loven(e) wijsden voer een vo(n)nisse want beide p(ar)tien hen/
thoenisse vermeten hadden dat sij thoene(n) souden en(de) dae(re)n teynde(n) recht/
Ten dage van thoenisse thoende de voirs(creven) h(er)man met goeden/
knapen dat de voirs(creven) jan smeets geloefde der voirs(creven) lijsbetten doen/
sinen toekomende(n) wive dat hi hoe(r) vast setten soude dat sij nae/
sijn doet op dat hij hem verleefde in dese goede en(de) alle sijn ander/
goede getocht sijn soude Voert thoende de voirs(creven) h(er)man dat de/
voirs(creven) lijsbet nae des voirs(creven) jans doet de voirs(creven) leengoede ontfangen/
hadde aen den he(re) van dyest en(de) voer sijn ma(n)ne Oec thoende hi dat/
hi der voirs(creven) lijsbetten tocht van desen nameliken leengoeden gecrege(n)
//
hadde en(de) [dat] dit al geschiet wa(r)e voer den he(re) vanden leen en(de) sijn/
ma(n)ne alse de voirs(creven) h(er)man tvoirs(creven) thoenisse gedaen hadde/
Seiden de voirs(creven) claes ende peter de ridder al weert also dat/
de voirs(creven) h(er)man gethoent hadde dat jan smeets sine(n) wive geloefte(n)/
hadde gedaen van vaste te setten so en hadde hijs nochtan niet/
gedaen voer hof ende h(e)re en(de) wa(r)en worde hadde oec jan e(n)nige/
geloeften gedaen die niet volschiet en we(re)n in sinen levene die/
en wa(r)e nyemant [soe] billic sculdich te voldoen als de voirs(creven) lijsbet sijn/
wijf die sijn hove ende sijn schout aenverdt hadde Dae(re)n teynden/
thoenden de voirs(creven) claes en(de) peter van poente te poente met veel/
goeder knapen alle tghene des sij hen in hoe(r) aensprake(n) vermeten/
hadden/
Dat gedaen de meyer van loven(e) maende de scepen(en) van loven(e)/
wes recht sijn soude die wijsden voer een vo(n)nisse nae aenspsrake/
en(de) nae antwerde nae thoenisse en(de) na al dats voer hen come(n)/
was dat den voirs(creven) claese ende pete(re)n ende hoe(re)n beleiden de voirs(creven)/
ix zillen beempts volgen souden Behoudelic dien dat de voirs(creven)/
h(er)man vander voirs(creven) lijsbette(n) wegen behouden soude sijn [de] tocht inde/
helicht vanden derdel vanden voirs(creven) leene P(rese)nt(ibus) om(n)ib(us) scabinis [P(rese)ntibus]/
borch(oven) opp(endorp) opp(endorp) calstr(is) juede willemaer ridder
Nagekeken doorMi-Je Van Gils
Moderatormyriam bols
Laatste update:: 2013-12-04 door Jos Jonckheer