Item jan de charnoet en(de) lambrecht van charnoet sijn brued(er) inden / naem van hen en(de) van colijn hoe(re)n brued(er) in deen side jan sohir voe(r) / hem voe(r) heyne(n) sinen bru heynen sine(n) brueder en(de) colijn del motte / voe(r) hem en(de) voe(r) wout(ere)n sinen brued(er) in dande(r) sijn come(n) voe(r) scep(en)en van / lov(en)en en(de) hebben malc jege(n) ande(re)n dach genome(n) te recht te come(n) / voe(r) meye(r) en(de) scep(en)en van lov(en)en van hede(n) in viii dagen te mistide / naest comende van alsulker aenspraken als jan en(de) lambrecht van / charnoet en(de) colijn hoe(re) brued(er) voirs(creven) tot hoe(re) voirs(creven) [wed(er)]p(ar)tyen doen willen / cor(am) borch(oven) opp(endorp) filius q(uon)da(m) walte(r)i julii ix