SAL7323, Akte: R°234.1-R°235.1 (106 van 152)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°234.1-R°235.1  
Act
, anno 1428
Datum: 1429-03-06

Transcriptie

2021-03-14 door helga peeters
Van henrick van holzeten/
Het sijn comen in rechte inde banck voir meye(r) ende scepen(en) van loven(e) henrick/
van holzeten die overmidts vo(n)nis van scepen(en) brieve(n) van loven(e) beleydt is tot/
den goeden willem scoemans ende gielis van weetsingen in deen zijde ende/
gielis van haeght die ov(er)midts vonnis van scepen(en) brieven van loven(e) beleydt is/
tot den goeden katline(n) die wijf was jans wilen van haeght sijns vaders sweer/
des voirs(creven) willems ende gielis in dande(re) van zeke(re)n goeden gelegen inde prochien/
van goetsenhove(n) van nederheyleshem ende van ro(m)melshem gelijc die voirs(creven) wilen/
jan van haeght die goede aldair te houden plach dair die voirs(creven) gielis van haeght/
een aensprake dede tot den voirs(creven) henrick van holzete(n) waert seggende dat hij te/
vroech op wae(re) ende verdoelt met sinen beleyde want hij hadde sijn beleyt gedaen/
op een huys ende hof met sine(n) toebehoirten geleg(en) ond(er) m(ijn) vrouwen hof van ande(n)nen/
dwelc hof geleg(en) is onder thoetvo(n)nis van ludick dair die voirs(creven) katheline(n) hoe(re)/
tocht noyt en derfde noch in neghene(n) hof dan ond(er) den hof van goetsenhove(n)/
ende dat boet hij te thoene(n) ende mett(er) minsten dair hij mede liden mochte inden/
rechte ende inden hof van goetsenhove(n) dair af hadden zij der voirs(creven) vrouwen/
geloeft xii mudde rox der mate(n) van thiene(n) alsoe lange alse sij leefde ende/
niet langhe(r) Hoepte ende meynde soe wair hij dese pointe(n) gethoene(n) conste ende/
de vrouwe hoe(re) tocht noyt voirder en derfde dat hem ende sinen beleyde de/
voirs(creven) goede volgen souden want de selve vrouwe dair af altoes in possessien/
geweest hadde Op welke aensprake de voirs(creven) henrick verantwerde ende seyde/
dat hij hoepte dat hem die aensprake ghene onstade doen en soude bij des(er) reden(en)/
ende seyde dat ter tijt dat die voirs(creven) willem scoema(ns) vergaderde nae staet der heyligher kerken met aliten van haeght des voirs(creven) jans dochter de voirs(creven)/
jan hem geloefde in huwelik(er) vorwerden xxv mudde corens der maten van/
thiene(n) erflic op sijn voirs(creven) goede nae des selfs jans doet of vierdel van allen/
den selven sine(n) goeden ende dat boet de voirs(creven) henrick te thoene(n) seyde voirt dat/
alse die voirs(creven) gielis van weetsingen vergaderde nae staet der heyligh(er) kerken/
met beatrisen van haeght des voirs(creven) wilen jans van haeght dochter sinen/
wive nae des selfs jans doet de voirs(creven) katline(n) ende gielis gesamend(er) hant/
geloefden den voirs(creven) giel(is) alsoe vele te huwelike als de voirs(creven) wilen jan van haeght/
den voirs(creven) willem(me) geloeft hadde dwelc hij oic boet te thoene(n) Hoepte en(de) meynde/
soe waer hij dese voirs(creven) pointe gethoene(n) conste dat hem ende sinen beleyde/
de voirs(creven) l mudde corens der mate(n) voirs(creven) oft die helcht van allen den voirs(creven)/
goeden volgen soude ende sculdich wae(re) te volgen Dit gedaen maende de /
meye(r) den scepen(en) van loven(e) wes recht sijn soude welke scepen(en) doen sij hen
//
beraden hadden wijsden voir een vonnis want beyde de voirs(creven) p(ar)tyen hen thoenis/
vermete(n) hadden dat sij dat begheerden taenhoe(re)n ende dair eyntenden recht/
Doent quam ten dage van thoenis thoende de voirs(creven) giel(is) van haeght met/
seve(n) scepen(en) te weten drie dair af uuten hove sdekens van sinte denijs te ludick/
ende vier dair af scepen(en) inden hof m(ijn) vrouwen van andenne(n) beyde geleg(en) ond(er)/
thoetvo(n)nis van ludick Inden iersten thoende hij met den selven scepen(en) dat de/
voirs(creven) wilen jan van haeght sterf uuten voirs(creven) goeden als uut sinen erve ende dat/
de voirs(creven) katline dair inne bleef sitten als een tochtersse Ende dat de selve/
katline de voirs(creven) goede gehouden hadde tot opten dach dat de voirs(creven) gielis van/
haeght hoe(r) sone tot hoe(re)n goeden geleyt was Voirt thoende hij mett(en) selven/
scepen(en) dat de voirs(creven) katline noyt inde voirs(creven) hove de voirs(creven) goede derfde voirt/
droegen de selve scepen(en) met aenbrengen van hue(re)n ouders medescepen(en) dat sij/
langhe(r) inde voirs(creven) hove scepen(en) geweest hadden dan de voirs(creven) wilen jan van/
haeght doet was Noch droege(n) de selve scepen(en) dat thof dair de voirs(creven) henr(ick)/
toe geleyt was lage onder thof van andennen dwelc te ludick ten hoede gaet/
hoepte ende seyde (et)c(etera) Dits thoenis des voirs(creven) henr(ick) van holzete(n) inden iersten thoende/
hij met tween goeden wettegen knapen dat sij dair bij ende aen wae(re)n dair den/
huwelike getracteert was tusschen den voirs(creven) willem(me) scoemans en(de) alite(n) sine(n)/
wive ende dat de voirs(creven) wilen jan van haeght den voirs(creven) willem(me) met alite(n)/
sijnre docht(er) geloefde in huwelik(er) vorwerden nae sijn doet xxv mudde corens/
der mate(n) voirs(creven) op alle sijn goede of tvierdel van allen den selven sinen goeden/
nae sijn doet voirs(creven) ende dair af soude de selve willem sine(n) coese af hebben/
Voirt thoende de selve henr(ick) met drien goeden wettege(n) knapen dat alse giel(is)/
van weetsingen ende beatrix dochter des voirs(creven) wilen jans vergaderden nae/
staet der heyligh(er) kerken dat sij dair bij ende aen wae(re)n dair thuwelic tussche(n)/
hen getracteert was ende dat de voirs(creven) giel(is) van haeght ende katlijn sijn/
moeder hen geloefden ende gave(n) in huwelik(er) vorwerden alsoe vele goets als de/
voirs(creven) wilen jan den voirs(creven) willem(me) scoema(ns) met aliten sinen wive geloeft hadde/
voirt thoende de selve henr(ick) met twee scepen(en) van goetsenhove(n) dat hen wale/
cundich was dat de voirs(creven) katline come(n) was inden hof van goetsenhove(n) voe(r)/
den voeght ende hadde vertegen ende quijtgescoude(n) hoe(re) tocht die hij [sij] hadde aen/
alle die goede geleg(en) ond(er) de heerlicheyt van goetsenhove(n) te wete(n) deen helcht/
tot behoef giel(is) van haeght hoers soens ende dand(er) helcht tot behoef des voirs(creven)/
willems scoemans ende giel(is) van weetsingen op alsoe dat de voirs(creven) giel(is) van/
haeght hoe(r) dair voe(r) geve(n) soude xii mudde corens der mate(n) van thiene(n) en(de)/
de voirs(creven) willem scoemans en(de) giel(is) van weetsinge(n) ond(er) hen beyden oic xii/
mudde corens alsoe lange alse die selve katline leve(n) sal ende niet lange(r)
//
voirt droegen die selve scepen(en) dat alle de voirs(creven) goede lagen ond(er) de voegh/
die van goetsenhove(n) ende soe wat p(ar)tye brieven oft zegel hebben woude/
dat hij die versueken moeste aen de scepen(en) van goetsenhove(n) Noch droege(n)/
de selve scepen(en) dat alle die goede vanden goeden voirs(creven) geleg(en) ond(er) den hof/
van goetsenhove(n) niet weert en wae(re)n xii mudde corens der mate(n) van thiene(n)/
tsjaers Noch droege(n) de selve scepen(en) mett(en) ande(re)n v goeden knapen dat de /
voirs(creven) willem scoema(n) ende giel(is) van weetsingen de selve goede gehouden/
ende gehanteert hadden peyslic ende vrelic ov(er) xxii jair oft meer hoepte/
ende meynde de voirs(creven) henr(ick) dat de voirs(creven) katline der voirs(creven) goede niet te/
derve(n) en hadde want sij voe(re) in huwelik(er) vorwerden ewech wae(re)n ende dat sij/
hem ende sinen beleyde volgen souden (et)c(etera) Doen maende de meye(r) voirt de scepen(en)/
van loven(e) wes recht sijn soude nae al dats voir hen come(n) was welke scepen(en)/
wijsden voir een vonnis nae aensprake nae antwerde nae thoenesse ende nae/
al dats voir hen come(n) was dat den selven henr(ick) van holzete(n) ende sine(n) beleyde/
de voirs(creven) goede nae inhouden der huwelik(er) vorwerden volgen souden gelijc als/
die waerheyt gedragen hadde Behoudelic dien geliefden den voirg(enoemde) gielis/
van haeght de voirs(creven) goede weder te haerdeylen ende inne te bringe(n) alle die goede/
die hij dair af verhandelt oft vercocht heeft of ter tacxatie(n) van goede(n) ma(n)nen/
dat hij dat sal moge(n) doen ende herdeylen op alsoe dat hij dat doen sal tusschen/
dit ende paesschen naestcomen(de) P(rese)ntib(us) borch(oven) opp(endorp) vynck hugard(en) m(a)rcii v/
anno xiiii[c] xxviii[vo]
Nagekeken doorhelga peeters
Moderatorkristiaan magnus
Laatste update:: 2017-03-22 door Jos Jonckheer