Cond zij allen lieden dat een deylinge gemaect en(de) geschiet es tussce(n)/ willem(me) hekerlinc ja(n)ne tyerens stroedecke(re) ja(n)ne tyerens den jongen sijne(n)/ sone en(de) pete(re)n van loe becke(re) van tween huysen bij een gelegen inde doncker/ strate tusscen een huys des voirs(creven) willems hekerlinc en(de) de goede willems rawe/ sijns streckende acht(er)wart acht(er) de goede willems hekerlinx ja(n)nes van laetwijc/ jans tyerens en(de) pet(er)s van loe voirscr(even) tot aen de goede henrix van rotselair/ te gade(r) met den nutscape en(de) p(ro)fite van ene(n) wege tot den putte aldair/ staende op de goede des voirs(creven) willem rauwesijns en(de) oec met tween derde/ gedeelten vand(er) helcht van ene(n) hoefken met sine(n) toebehoirte(n) gelege(n) inde/ voirs(creven) donckerst(ra)te jege(n) ov(er) vande(n) goede(n) voirs(creven) w vand(er) welker helcht vande(n)/ selve(n) hoefken de voirs(creven) willem hekerlinc terde derdendeel houden(de) es geleg(en)/ neve(n) dand(er) helcht vande(n) selve(n) hoefken willems rauwesijns uut welken/ goeden allen voirscr(even) jairlix gaen sesse scellinge outs tsijs acht l(i)b(ra) payme(n)ts/ borsse gelts jairlix tsijs een vrancr(ijx) crone lijfpensien ten live m(ar)griete(n)/ die wijf es jans van breetzijp en(de) twee vrancr(ijx) crone(n) swair van gewichte/ erfs tsijs die t(er) quitingen staen aen he(re)n rutgheer mynne prieste(re) Ende/ alse de voirs(creven) goede in vier gedeelte(n) gedeilt sijn soe es bleve(n) en(de) gevalle(n)/ den voirs(creven) pete(re)n van loe in sijn deylinge voer tvie(re)ndeel vande(n) voirs(creven) goede(n)/ terdegedeelte vande(n) voirs(creven) hove gelijc hij aldair gelege(n) es tusscen de/ goede des voirs(creven) henrix van rotselair en(de) een and(er) derdegedeelte vande(n)/ selve(n) hove dat gevalle(n) es den voirs(creven) ja(n)ne tyerens in sijn deylinghe/ strecken(de) van aen thoefke(n) des voirs(creven) pet(er)s langs tot aen den hof des/ voirs(creven) willems v rauwesijns op terdendeel vande(n) tween crone(n) erfs tsijs voirs(creven)/ en(de) terdendeel van eend(er) crone(n) lijfpens(ien) voirs(creven) d(air) aff jairlix te betale(n) Ende/ es vorw(er)de dat de voirs(creven) pet(er) van sijne(n) erve aen de haghe [ald(air) staende] hebben sal/ dnutscap p(ro)fijt en(de) sijne(n) wech iiii voet breet ov(er) tgedeelte des voirs(creven) jans/ tyerens tot den putte voirs(creven) ter minster scaden lye(ming)[en] abs(oloens) no(vembris) xii/ Welke deylinge aldus geschiet de voirs(creven) wille(m) hekerlinc jan tyerens en(de) jan tyere(n)s/ de jonghe sijn sone geloeft hebben den voirs(creven) pete(re)n van loe vast en(de) gesteedich te houden/ tot eeuweliken dagen op tgedeelte des voirs(creven) peters voirscr(even) also behoorlic es/ verthiende Ende hebben geloeft den selve(n) pete(re)n van sijnre voirs(creven) deylinge(n) altoes genoegh/ te doen en(de) hoir ghedeelte vande(n) voirs(creven) goede(n) voir alle saken voirs(creven) met oirlove she(re)n/ vanden gronde tot ene(n) wittigen ond(er)pande settende also dat den selve(n) pete(re)n/ sijne(n) erfgename(n) en(de) nacomel(ingen) vast en(de) sek(er) sijn moege lye(ming)[en] abs(oloens) no(vem)[br(is)] xii/