Item willem hekerlinc jan tyerens stroedecke(r) en(de) jan tyerens de jonge [sijn sone] in jeg(ewordicheit)/ der scepen(en) van loeven(e) gestaen hebben geloeft en(de) geconsenteert voir hen hoe(re)n erfgename(n)/ en(de) nacomelingen mychiele absoloens sijnen erfgenamen en(de) nacomelingen sijnen [hoe(re)n] ganc/ dnutscap en(de) p(ro)fijt tot d(er) heymelich(eit) staende inde donckerstrate opte vore over de twee/ derdedeele vander helcht van enen hoefken hen toebehorende gelegen tusschen de/ terde derden deel vander helcht vanden selven hoefken den selven will(em)me alleen/ toebehorende ende de goede jans van laetwijc sonder wederseggen des voirs(creven)/ willems jans tyerens en(de) jan tyerens de jonge lyemyngen voshem nove(m)br(is) xiii