Item daneel vande(n) torreken gehete(n) baten en(de) jan ghijskens/ voir hen selven en(de) alse mechtich gemaect van van groet deel/

vande(n) vanden goeden lieden vande(n) dorpe van bladel [voir scepen(en) van bladel] met ene(n)/ groete(n) deel vande(n) selven goede(n) lieden sijn come(n) voir den/ raide vand(er) stat en(de) voir scepen(en) van loven(en) h(ier) nae genoempt/ ende hebben quijtgescouden volcomelic goerde he(re)nmeys den/ jonge(n) van alsulker borchtocht alse dair de selve gord voir den/[meester van postel voir] bleven was voir scepen(en) van loven(en) te voldoen alsulke(n) vo(n)nisse/ alse de scepen(en) van loven(en) voirg(enoemt) wijsen soude(n) vande(n) gescille/ dat in rechte stont inde banck voir meye(r) en(de) scepen(en) voirs(creven) tussce(n)/ den selve(n) meest(er) van postel [in deen zijde] ende willem(me) gheldens die beleidt/ was tot den goede(n) des voirs(creven) daneels in dande(re) rue(re)nde vand(er) heyde(n)/(et)c(etera) in melio(r)i forma abs(oloens) lye(ming)[en] wit(te)[ma(n)] bone dec(embris) xvi/