It(em) henrick boelart die ov(er)mids vo(n)nisse van scepen(en) brieve(n)/ van loven(e) beleidt es tot den goeden beruerlic en(de) omberuerlic/ gords wilen vleemynck van mechlen en(de) joffr(ouwe) katline(n) robijns/ sijns wijfs soe wair die belege(n) sijn in jeg(enwordicheit) d(er) scepen(en) van loven(e)/ gestaen heeft bekent dat hij wittelic vercocht heeft janne/ vand(er) eyken ja(n)ne molenpas en(de) daneel boeykens tscaerhout/ van v(½) boende(re)n boschs of d(aer) omtrent gelijc alse gelegen es/ ten brande bid(er) capellen op den bosch om de so(m)me van c/ xxvi guld(en) te wete(n) xl pl(acken) voer elken guld(en) gereekent alsulx/ payments alse ten t(er)mine(n) h(er) nae genoempt in borsen gaen/ sal deen helcht d(aer) af te s(int) jans misse bap(tis)[te(n)] naestcomende/ en(de) dander helcht te s(int) remeys misse d(aer) nae volge(n)de te/ betalen en(de) telken t(er)mine als v(er)volghde schout ende heeft/ gelooft de voirs(creven) henr(ick) den voirscr(even) iii p(er)sone(n) vande(n) voirscr(even)/ v(er)copen(en) recht warant te sijn tegen ene(n) yegelike(n) dat hen/ hoe(r) voirscr(even) hout peyslic volge(n) sal boys voshem no(vem)[br(is)] xxii