It(em) want roelant arnts van overhespe(n) die ov(er)mids vonnesse van seke(re)n scep(enen)/ brieve(n) van loven come(n) en(de) geleydt es tot allen den goeden have en(de) erve gords/ van wynde van ov(er)hespen gelege(n) toversh toverhespen en(de) d(aer) omtrent/ met d(er) stat brieve(n) van loven op heden hadde doen inne scrijve(n) janne van/ halmale mids seke(re)n ongebruyke die hij hem vanden vors(creven) goeden/ dede te weten inden yersten vande(n) sesten [sevensten] gedeelte van allen den/ goeden die waren gords wilen van wynde van overhespen ond(er) de banc/ van hakendovel gelege(n) Item van vi sacke corens dieme(n) vanden/ vors(creven) goeden jairlijx sculdich es [die jan van halmale gehave(n) heeft] dair de vors(creven) jan van halmale niet en quam/ versuekende de voirs(creven) roelant voerts trecht van sijne(n) vors(creven) beleyde over/ den vors(creven) janne Soe eest dat de meye(r) van h(e)r(e)n dscep(enen) van loven(en) / t(er) manissen smey(er)s gewijst hebbe(n) voe(r) een vonnesse datmen den vors(creven)/ roelande vanden vors(creven) goed(en) houden sal in sijne(n) beleyde alsoe v(er)re/ alst noch voe(r) hen comen is p(rese)nt(ibus) p(rim)[(us)] om(ni)b(us) scab(inis) ex(cep)[to] die py(n)noc/ m(ar)tii xv
//