SAL7334, Akte: R°391.3-V°391.1 (320 van 429)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°391.3-V°391.1  
Act

Transcriptie

2013-06-17 door xavier delacourt
Wij wille(m) lomb(ar)t en(de) linte(re) scepen(en) van loven(en) doen cond en(de) kenlic /
ene(n) yegheliken dat opden dach van heden voir ons comen sijn /
jan bieswail soen mathijs wile(n) bieswail alse neeste erfgename lavets /
wilen bieswail in deen zijde jan en(de) reyne(re) robbijns ghebruede(re)n van /
hupain en(de) jan gadaf alse neeste oer en(de) erghename(n) jouff(rouwe) marien /
wile(n) weduwe des voirs(creven) lavets wile(n) in dande(re) en(de) sijn minlic bij raide /
en(de) toedoen van hue(re)r beyd(er) vriende(n) veraccordeert en(de) eens worden van /
alsulken stoete als zij underlinge hadden vande(n) goeden hen samentlic /
en(de) bezund(er) verstorve(n) vande(n) voirs(creven) wile(n) lavet en(de) sine(n) wive en(de) /
dat dair uut tot nu toe van stoete ghespruyt is oft oic namaels ghe /
vallen mochte der punten hier na v(er)cleert Inde(n) yersten dat /
de voirs(creven) jan ter eenre en(de) de voirs(creven) jan reyne(re) en(de) jan t(er) and(er) same(n)tlic /
en(de) deen p(ar)tie ghelijc der ande(re) dragen selen en(de) voldoen lancelot le /
begge tgheene des zij oft e(n)nich van hen hem met rechte sculdich /
selen sijn van doen van des hij van wegen der duwarien sijns wijfs /
[of ander sins] sculdich sal sijn te hebben en(de) dat zij d(aer) af malcande(re)n te hant staen sele(n) /
It(em) dat alle de erfgoeden ghecomen vande(n) voirs(creven) wile(n) lavet en(de) van sijnre /
stockagien volgen selen den voirs(creven) janne bieswail en(de) sine(n) erve(n) desgelijx /
dat alle de goeden ghecome(n) vand(er) zide(n) oft stockagien der voirs(creven) jouffr(ouwe) lavets /
wijfs volgen selen den voirs(creven) janne reyne(re)n en(de) janne en(de) hue(re)n nacome /
linge(n) It(em) de goeden die de voirs(creven) wile(n) lavet en(de) sijn wijf same(n)tlic /
vercrege(n) te wat plaetsen die ghelegen sijn oft van wat hove(n) dat
//
die rue(re)n sele(n) ghedeelt worden in tween en(de) dat ghedaen sal de /
voirs(creven) jan bieswail deen helicht hebben en(de) voir hem en(de) sijn /
oe(re)n tot ewigen dagen besitten en(de) dand(er) helicht sal volgen de(n) /
voirs(creven) ande(re)n drie p(er)sone(n) behoudelic dien dat den voirs(creven) janne /
bieswail in sijn helicht hebben sal alle de leen goeden ende /
de sijn voirs(creven) wed(er) p(ar)tien dair tegen alsoe vele tsijs oft eygen /
goeden [t(er)e(n) goeduncke(n) vande(n) ghene(n) dies hen verstaen] en(de) den last die op de voirs(creven) leen ghegaen is [va(n) ontfaen] sele(n) /
[de voirs(creven) p(ar)tien half en(de) half dragen] bij goeden ma(n)ne(n) hen des v(er)staende ghetaxeert worde(n) en(de) /
ghelijct jegen de(n) go co(m)mer vanden goeden die de /
voirs(creven) drie p(er)sone d(aer) voe(r) hebben sele(n) It(em) de p(re)sten? die /
de wynne vande(n) voirs(creven) goeden ond(er) heeft en(de) sculdich is te /
behouden alsoe lange als jouffr(ouwe) adde des voirs(creven) lancelots /
wijf sal leve(n) selen na de doot d(er) selv(er) jouffr(ouwe) toebehoe(re)n /
en(de) sculdich sijn te volgen deen helicht d(aer) af den voirs(creven) ja(n)ne /
oft sine(n) erve(n) en(de) dand(er) helicht sijnre voirs(creven) wed(er)p(ar)tien It(em) /
voe(r) alle de have en(de) tvliegende erve dair inne dat de /
voirs(creven) jan bieswail ghericht mach sijn van sijns oems wege(n) /
sal de selve jan hebben xii rijd(er)s eens oft de weerde dair /
af en(de) d(air) met de selve goede behoirlijc quistscelden welke /
poente(n) de voirs(creven) p(ar)tien malcande(re)n gheloeft hebben elc t(er) /
manissen des and(er)s te voldoen alsoe dat elken van hen /
zeker sijn sal mogen co aprilis xix /
Nagekeken doorInge Moris
ModeratorInge Moris
Laatste update:: 2012-09-06 door Sabrina Keyaerts