Tvonnisse tusschen janne gottar die na den rechte der stat van loven(en) gheleidt / is tot allen den haveliken goeden jehans henra reynuwar le clerc en(de) anceal / del wastine in deen zijde en(de) den meye(r) van p(er)wez in dande(re) alse van drienvijftich / lichter gulden(en) ghecomen vander have(n) andries wilen lu de cupe(re) van p(er)wez / dair af de voirs(creven) reyne(re) en(de) anceal maegh sijn en(de) de neeste leven(de) alsoe zij inden / rechte thoenden met drie ma(n)ne(n) die bij hue(re)n eede ind(er) substancien drogen / dat zij gheen nad(er) leven(de) en wisten welke so(m)me de voirs(creven) meye(r) uutgenomen / alrehande cleyne porcele dair af met den rechte ghegaen ond(er) hadde ghelijc / hij inden rechte kende was ghewijst met dese(n) worden dat tvoirs(creven) gelt bide(n) / voirs(creven) meye(r) uutgenome(n) tgheene des d(air) af met rechte wair ghegaen bracht / soude worden inde(n) wissel te loven(en) en(de) dae(re)n tynden recht cor(am) om(n)ib(us) / scab(inis) maii xiiii /