It(em) jan vanden hove en(de) arnt vanden hove zijn vader hebben/ geloeft onv(er)scheiden dat zij bynnen eenre maent naestcomen(de)/ vestich(eit) doen selen met goeden borghen henr(icken) my(n)nemoen/ en(de) hector pauwels cornelise lambrechts en(de) arnde/ peermans te betalen xl mudde rox en(de) xl mudde/ even(en) te betalen elx jairs eene(n) t(er)mijn van ix jae(re)n lang/ vervolgen(de) dair af den yersten t(er)mijn vallen sal ts(en)[te]/ andr(ies) misse neestcomen(de) op condicie dat de voirg(enoemde) p(er)sone/ mett(er) voirg(eruerde) schout betale(n) selen xxxii r(ijnschen) gul(den) aen roel(ant)/[roelofs] opte kerchof jairlix tot datmen hem afleegt de selve/ xxxii [rijnsche(n) gul(den)] met iii[c] xx gelik(en) gul(den) en(de) vollen tsijs en(de) wes/ tvors(creven) coe(re)n en(de) even(en) jaerlix meer gedragen dan xxxii/ r(ijnschen) gul(den) selen zij te jans p(ro)fite vande(n) hove beke(re)n/ en(de) d(aer) af wettich bewijs doen en(de) de vorg(enoemde) lijftocht/ aen roelove voirg(enoemde) afgeleegt sele en(de) de voirg(enoemde) p(er)sone/ die d(aer) voe(r) borge zijn geloften selen de selve p(er)sone den/ voirg(enoemde) janne de voirg(eruerde) gelufte vande(n) rogge en(de) even(en)/ ov(er)geven opp(endorp) vynck(enbosch) sept(embris) xv
//