SAL7338, Akte: R°101.1-V°101.1 (143 van 519)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°101.1-V°101.1  
Act
Datum: 1443-09-12

Transcriptie

2017-01-27 door Jirki Thibaut
Tvonnisse vanden gedinge hangende inde banc voe(r) meye(r) en(de)/
scepen(en) van loven(en) tusscen janne madee sone byas wijlen/
madee die na den rechte der stad van loven(en) comen ende beleyt/
es tot allen den goeden have en(de) erve berthelmeeus madea/
sone ghorijs wijlen madee in deen zijde ende robbeerde he(n)rix/
in dande(re) alse van drie punten hier na bescreven Te weten inde(n)/
yersten van ii[c] en(de) viii rijders die jan wijlen madee brueder/
des voirs(creven) berthelmeeus den voirg(enoemde) robben(en) uutgereyct hadde/
en(de) dair om ghecocht wae(re)n ii[c] en(de) twe mudden rox aen den/
abt van gemblours Item inden ande(re)n punte van v[c] peters die/
de voirs(creven) robben vanden voirg(enoemde) wijlen janne ontfangen heeft/
om haringen mede te copoen(e) Item vanden derden punte/
als van ii[c] rinsche gulden(en) die de selve robben oic ontfangen/
heeft vande(n) voirscr(even) wijlen janne om p(er)de mede te copene/
En(de) elc vande(n) voerg(enoemde) drie so(m)men ter wynni(n)gen en(de) ter/
verliese te staen(e) tusscen hen beyden Op welke punten/
de voirs(creven) jan madee kinde en(de) lijde dair op gehaven en(de)/
ontfangen te hebben(e) van robben(en) voirscr(even) de somme(n) hier/
ond(er) bescreven Te weten inden yersten iiii nobelen yng(elsche)/
It(em) ii[c] en(de) xx pet(er)s in alrehande mu(n)ten It(em) lxxx peters/
Item xii pet(er)s Item xxix pet(er)s Ite(m) xxiii peters Ite(m) xxix/
peters Item ene(n) gulen postelatus aende(n) lijcoop vande(n) coerne/
Item twe gulden(en) postelatus ii s(cellingen) ix d(enieren) brabants voir dmeten/
en(de) opdragen vanden selven coerne ende dese drie gulden(en) postel(atus)/
ii s(cellingen) ix d(enieren) salmen int ghemeyn afslaen vanden coerne Item hond(er)t/
rinsche gulden(en) Item twe pet(er)s voir dassijsen vanden perde/
en(de) voir jans gedeelte Seggende en(de) hopende de voirscr(even)/
jan dat hem robben henrix voirg(enoemd) tsurplus vanden voirscr(even)/
so(m)men opleggen en(de) betalen sal oft bewijsenissen van betalen(en)/
dair af doen want robben sint en(de) nae de doot jans wijlen/
madee gekent en(de) gelijdt hadde de voirs(creven) so(m)men van janne
//
wijlen madee ontfangen te hebben(e) dwelc hij boet te thoene(n) Seggen(de)/
voirt dat [de] voirs(creven) jan wijlen madee met vele meer ande(re) goede manne(n)/
gelijke hanteringen gehadt heeft en(de) hadde tott(er) tijt toe dat hij sterf/
en(de) dat een yegelijc van dien goeden manne(n) met hue(re)n prope(re)n/
rekeni(n)gen geheel en(de) al gheconcordeert hebben metten rekene/
boecke jans wijlen madee uutgescheiden alleen de voirs(creven) robben/
propone(re)nde de voirs(creven) jan vele ande(re) reden(en) en(de) stucken die/
tusscen den voirs(creven) wijlen ja(n)ne en(de) hem robbeerde gesciet ende/
gevallen waren groete suspicie en(de) gelijckenisse maken(de) tot dien/
dat de voirs(creven) robbeert int tsurplus vand(er) so(m)men voirscr(even) met rechte/
gehouden soude sijn Seggende oic mede wairt oic alsoe dat de/
voirs(creven) robbeert in zijn verantwoirden bieden woude zijn onscout/
te doen(e) met zijnre eed dat hij dair mede niet gestaen en soude/
moegen gemerct de reden(en) voirscr(even) te weten dat de voirs(creven) robbeert/
sint en(de) nae de doot des voirg(enoemde) wijlen jans gekent en(de) gelijdt/
heeft de voirs(creven) so(m)men ontfangen te hebben(e) Hopende d(air) om ten sloete/
wair hij zijns thoenisse volcomen mochte dat de voirs(creven) robbeert/
hem vanden voirs(creven) tsurplus betaling(en) doen soude oft bewisenisse/
van betalen(en) en(de) [dat] hij met zijnre eed inde(n) gevalle oft hij dien boede/
te doen(e) niet gestaen en soude Dair op de voirs(creven) robb(er)t antw(er)de(n)/
dede met zijne(n) gelev(er)den voirspreke ov(er)gheve(n)de een cedule d(air) inne/
de selve robb(er)t kinde den voirg(enoemde) wijlen ja(n)ne sculd(ich) te zijne lxxii/
rinsche gulden(en) vi(½) stuv(er)s x peters en(de) dat oic den selven janne/
toebehoirde de helcht vander scout uutstaende aen jonch(e)r bouden/
van glymez gedragen(de) int geheel ii[c] en(de) lx rinsche gulden(en)/
en(de) dat hij hem niet meer sculdich en ware des boet hij/
zijne(n) eed hopen(de) d(air) mede te gestaen de scepen(en) beraden zijnde/
wijsden den voirs(creven) janne tot zijne(n) thoenisse ten dage van thoenen/
thoende de voirscr(even) jan tgheen tghene des [hij] hem in sijnre aensprake(n)/
vermeten hadde Es ghewijst met desen woirden nae aensprake/
verantwoirden en(de) thoenisse dat de voirs(creven) robb(er)t den voirg(enoemde) ja(n)ne be/
talingen doen sal vanden drie punte(n) voirs(creven) oft bewisenisse van betal(ingen)/
Behoudelic dat he(m) te staden come(n) sal tghene des de voirs(creven) jan gekent heeft/
gehave(n) te hebben(e) en(de) des hij oic met twe goede ma(n)nen oft mette(n) ghenen die/
dat selve betaelt hebben bewijsen sal conne(n) p(rese)nt(ibus) lomb(ar)t lye(ming)[en] abs(oloens) vynck/
voshem dor(ma)le septembris xii/
Nagekeken doorInge Moris , Greet Stevens
ModeratorGreet Stevens
Laatste update:: 2014-09-09 door Jos Jonckheer