It(em) willem van daelhem naturlic van aetrode heeft beleyt/ de ve vroente henrix colin dair inne hij hadde doen setten/ henricke(n) van breetsijp en(de) ja(n)ne de coninc beyde uutt(er) hoelstrate(n)/ voir x mudde gersten die zij den voirs(creven) willem(me) met scepen(en)/ brieve(n) van loven(en) sculd(ich) en(de) belanc zijn ald(aer) de selve twe psone/ met vonde(n) en sijn cora(m) lomb(ar)t absoloens no(ve)mbr(is) xiiii