Tvo(n)nisse tussce(n) ja(n)nese vande(n) hove in deen zijde henr(icke) acht(er)ling/ en(de) janne oskens in dande(re) alse vand(er) ettinge(n) vande(n) stroe/ en(de) meste dat was in thoff van vaken touwe(n) gelege(n) t(er)tijt/ alse de comescap tussche(n) hen vande(n) gronde gesciede d(air) af de/ de voirs(creven) jannes restitucie begh(er)de Tege(n) dwelc henr(ic) en(de)/ jan voirs(creven) dede(n) segge(n) dat zij noch in gebreke ware(n)/ va(n) div(er)sen poente(n) die sij cleerde(n) en(de) die de voirs(creven) ja(n)nes/ hen na de(n) vo(n)nissen tande(re)n tide(n) tussce(n) hen gewijst sculd(ich)/ ware te voldoene hopende dat zij op daensprake/ ja(n)nes voirs(creven) niet sculdich en ware(n) tantw(er)de(n) de selve/ poente(n) en ware(n) hen yerst volsciet Was gewijst/ dat de voirs(creven) ja(n)nes met sijnre aensprake te vroech/ op ware rijke abs(oloens) witte ov(er)wy(n)ge vynck(enbosch) lyntre iunior junii xv