It(em) jan geheten le flameyn wonen(de) ter hulpen in p(rese)ncia heeft v(er)huert/ en(de) bekent dat hij v(er)huert heeft pierarde le fevre een boend(er)/ lants gelegen inde p(ro)chie van braine lalloit tusschen de goeden/ henrix del aitre en(de) de goeden der erfgenamen jans wilen/ vand(er) porten te houden en(de) te hebben van nu voirtaen/ eene(n) t(er)mijn van xxiiii ja(r)en lang v(er)volgen(de) Elx voir/ een seker so(m)me gelts d(air) af de voirs(creven) jan hem bekent heeft/ vanden voirs(creven) pierarde genoech gedaen wesende p(ro)mitt(ens)/ war(andizare) vynck(enbosch) lyntre ap(ri)lis xxvi