SAL7339, Akte: R°379.1-V°379.1 (441 van 450)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°379.1-V°379.1  
Act
Datum: 1445-06-19

Transcriptie

2019-12-01 door Jos Jonckheer
Cond zij allen lieden dat jan kyp soen arnts wilen kyp van weesemale in p(rese)ncia (et)c(etera)/
heeft genome(n) ende bekint dat hij genome(n) heeft van arnold(us) kyp secretaris/
der stad van loeven(e) de h(er)berge oft ca(m)me des voirs(creven) arnold(en) gehete(n) den hert/
gelegen te weesemale aen den pleyn met huysen hoven instrume(n)ten vand(er)/
ca(m)men d(air) inne wesen(de) weyden vanden bog(ar)den en(de) de helicht vanden/
oeften ald(air) wassende It(em) een hofstad metten eeuselen weyden vanden/
bog(ar)den en(de) de helicht vanden oefte die gheerde wilen vand(er) strate(n) toe/
tebehoren plagen en(de) gelegen sijn op dand(er) zijde vander strate(n) jegen de/
goede voirg(eruert) It(em) een half boender beemps geleg(en) op de wynge int/
demer broeck It(em) een eeusel houden(de) ontrint i dachmael alsoet belegen is/
int schepstal ende willem van nuwerode die houden(de) was It(em) heeft de/
voirs(creven) jan noch genome(n) de p(ar)tien van lande h(ier) na bescreve(n) yerst i block/
lants houden(de) [ontrint] een boender geheten den wielhoff en(de) ii dach(mael) lants geleg(en)/
op den winckel boven jans van langdorp in twee stucken alsoe/
henric van gheele die te houden plach It(em) een dachmael lants/
geleg(en) in twee stucken ond(er) de wolfeycke It(em) iii vierdel lants aen/
den groefwech boven dlant gheerts van hulselaer It(em) (½) boender en(de)/
xl roeden lants gelegen bove(n) de kerke van wesemale op tvelt ald(air) It(em)/
iii vierdel lants gelegen opden winckel bij dblock des voirs(creven) jans kyps/
It(em) xxx roeden lants geheten den ridde(r) It(em) iii vierdeel lants geleg(en)/
t(er) hulst It(em) de helicht van eene(n) stucke erfs geheten geh de hoge eeusele/
houden(de) vi dachmael gelegen beneden den winckel strecken(de) met eenre/
zijden aen deeusel geheten de strecke des voirs(creven) arnoldus d(air) af henr(ic) kyp/
dand(er) helicht vanden voirs(creven) arnol(de) houden(de) es It(em) (½) boender lants gelegen/
aen de(n) voirs(creven) wielhof dat jan van gheele te houden plach Te houden te/
hebben en(de) te wynne(n) van halfmerte leestleden eene(n) t(er)mijn van vi jaren/
lang d(air) nae volgende behoudelic die dat hij de voirs(creven) ca(m)me yerst aenveerde(n)/
sal te s(in)[te] jansmisse neestcomen(de) en(de) besitten tot s(in)[te] jansmisse nae duutgaen/
vanden t(er)mine en(de) de p(ar)tien vanden voirs(creven) landen alsoe v(er)re die sijn ond(er)/
ploechrecht van ande(re)n p(er)sone(n) sal de voirs(creven) jan aenveerden ten naesten/
oft tweesten jae(r) als tselve ploechrecht uutwesen sal en(de) niet eer te weten/
de voirs(creven) h(er)b(er)ge mette(n) ande(re)n eeuselen ende beemden bove(n) genoempt elx/
jaers hie(re)n bynne(n) om xviii hollan(sche) guldene en(de) om ix gulden rijd(er)s oft/
de weerde d(air) af te betalen de voirs(creven) xviii guldene s(in)te mertensmisse/
en(de) de voirs(creven) ix rijd(er)s ts(in)[te] jansmisse baptisten den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde/
quol(ibet) ass(ecutu)[m] en(de) de voirs(creven) ander goede om de helicht van allen den vruchte(n)/
opte selve goede wassende En(de) is vorwerde dat toeghste de vruchten/
tijtverdich sijnde de voirs(creven) jan die op sijne(n) last sal doen afdoen binden/
en(de) des voirs(creven) arnol(des) helicht vue(re)n in des voirs(creven) arnoldus schue(r) die/
hij metten huyse d(air) aen staende opte hofstad voirs(creven) te hemw(er)t behoudt/
en(de) dat ten bijwesen van eene(n) die de selve arnoldus oft hem gelieft/
d(air) bij synden se sal en(de) doeft voirs(creven) selen de voirs(creven) arnol(de) en(de) jan te gelicke
//
doen leesen ende afdoen It(em) sal de voirs(creven) jan de voirs(creven) lande ende/
goede weel ende loflic wynne(n) werven mesten grachten vagen/
en(de) bevreden sijne(n) t(er)mijn due(re)nde gelijc sijne(n) reengenoete(n) en(de) des/
sal hij opte goede mogen truncken te behoirliken tijde om de selve/
met te bevreden behoudelijc dien dat de voirs(creven) arnoldus de poeten/
aldaer vallen(de) te hemw(er)t sal behouden om op sijn goede te plante(n) It(em)/
want de voirs(creven) jan de voirs(creven) lande bloot aenveert en(de) hij die gelijc/
reengenoete(n) tsijne(n) afscheyden in so(m)megen deele met wynter corene/
besayt en(de) anders sal laten soe sal al arnol(dus) hem sijn helicht alsdan/
d(air) af gelden ter taxacie(n) van goeden ma(n)nen It(em) wa(n)neer de voirs(creven)/
arnoldus zijn helicht doet dersschen oft aen de husinge van ouden/
wercke van plecken oft decken wercken d(air) af sal arnol(dus) de dachue(re)n/
gelden en(de) jan den wercklieden den montcost gheeven en(de) des sal/
jan hebben stroe caf ende cruy [crynsen] om te etten en(de) meste te maken Ende/
de voirs(creven) jan sal de husinge houden vander onderster rijkelen ned(er)w(er)t/
in goeden staete en(de) die also tsijne(n) afscheyden laten en(de) de helicht van/
allen den vruchten des voirs(creven) arnol(de) sal jan leve(re)n te loeven oft/
tarschot daert arnoldo gelieve(n) sal en(de) des sal jan alsdan den montcost/
en(de) sijn p(er)de hoy hebben It(em) sal den voirs(creven) janne volgen de helicht/
vande(n) meste nu liggen(de) op de hofstaden die wa(r)en gheerts wijlen vand(er)/
strate(n) en(de) jan cavonts om dat te beke(re)n opte voirs(creven) lande geheten de/
hoge eeusele Ende de voirs(creven) jan en sal egheen stroe mogen v(er)copen/
meer gelijc sliten te meste maken en(de) op tvoirs(creven) lant vue(re)n ten meesten p(ro)fijte/
It(em) sal jan den voirs(creven) arnol(dus) jaerlijx vueden h(er)den en(de) houden ii verken(en)/
gelijc den sijne(n) behoudelic dat jan dierste jaer d(air) af ongehouden ongelast/
sal sijn It(em) sal jan voirs(creven) vanden voirs(creven) arnoldo houden wael herden en(de) vuede(n)/
scape te twee ja(r)en te deylen en(de) d(air) af sal arnol(dus) jaerlijc voe(r) uut hebben eene(n)/
vanden besten hamelen en(de) een lam It(em) es vorwerde dat de voirs(creven) jan tsijne(n)/
afscheyden bove(n) des vande(n) goeden comen sal sijn int voirs(creven) hoff sal leve(re)n en(de)/
laeten ongeedt alsoe vele stroes als de voirs(creven) arnol(dus) tsijne gelieften hem/
inden toecomenden wint(er) van sijne(n) vruchte(n) leve(re)n sal tot sijnre ettyngen/
behoeff It(em) es vorw(er)de dat de voirs(creven) arnol(dus) It(em) es vorwerde de(n) voirs(creven) ja(n)ne/
tca(m)me gereck watervast sal leve(re)n alsoe v(er)re dat de voirs(creven) arnol(de) vanden bried(er)s/
aenveerden sal en(de) dat sal jan tsijne(n) afscheyden alsoe laten en(de) dat argher/
w(ar)t bevonden dan hijt aenveert sal hij alsdan oprichte(n) ter goeder cnapen/
prise en(de) oft e(n)nigen van hen geliefde ten halven tijde geste te scheyden/
dat sal elc mogen doen bij alsoe dat zijt malcande(re)n (½) jaer [te] vo(r)e sullen/
cu(n)digen It(em) oft int hoff yet messchyede oft gebroeken worde toecomen(de) bij/
ocsuyne des voirs(creven) jans oft sijnre familien oft beesten dat soude jan oprichte(n)/
ende sal jan de verdrochde willigen mogen afhouwe(n) en(de) voir elke wed(er) plante(n)/
ii poete(n) It(em) sal jan de jonge oeftbome(n) alsoe bevreden dat de biesten d(air) aen/
gheen scade en selen mogen doen witte vynck(enbosch) junii xix
Nagekeken doorWalter Winnelinckx
ModeratorWalter Winnelinckx
Laatste update:: 2016-11-20 door Jos Jonckheer