It(em) henric le(m)mens in p(resen)cia heeft v(er)huert en(de) bekint dat hij/ v(er)huert heeft jannese van couth de hane gehete(n) van couthe(re)/ eene(n) hof gelegen te vertrijke houden(de) omtrent een half/ boender [gelegen aen de strate gehete(n) de zugstrate] Te houde(n) en(de) te hebben van s(in)te rey remeysmisse/ lestlede(n) eene(n) t(er)mijn van vi jare(n) lang deen na dand(er) sond(er)/ middel volgen(de) Elcx jaers dare(n)binne(n) om een seke(re) so(m)me/ van ghelde d(air) af henr(ic) [voirs(creven)] hem bekent vande(n) voirs(creven) ja(n)nese/ genoech gedaen sijnde Met alsulker vorwerden dat de voirs(creven)/ henr(ic) de(n) vors(creven) t(er)mijn dueren(de) betale(n) sal alle alsulke(n) co(m)me(r)/als oft chijs alse uut de(n) selve(n) goede(n) gaet en(de)/ es vorw(er)de dat de vors(creven) henr(ic) alle jab jare hebben sal/ deen helicht vanden vruchte(n) op de boeme inden selve(n) hof/ staende jaerlijcx wassende It(em) es voirw(er)de dat de voirs(creven) ja(n)nes/ den voirs(creven) hof werve(n) en(de) mesten sal wel en(de) loflijc gelijc/ reengenote(n) bove(n) en(de) beneden py(n)noc rijke januar(ii) s(ecunda)