It(em) want henric van erpe cled(er)make(r) die geleidt es tot de(n) goeden/ wout(er)s wilen van gheele van wesemale onder de banc van rotselair/ gelegen op den dach van heden hadde doen inscrive(n) willem(me) van/ gheele des voirs(creven) wout(er)s sone en(de) janne vander beken den jongen/ die hem aen de goede hier onder gescreve(n) ongebruyc deden Te/ weten aen een half boender lants tusscen den goeden lod(ewijcx) roelants/ in beyden zijden It(em) aen eene(n) bogart tussce(n) vrancke(n) de witte en(de) lod(ewijcke)/ roelants voirs(creven) It(em) aen iii viere(n)deel broecx int hamelbroec gelegen/ald(air) de voirs(creven) p(er)sone(n) niet en comp(ar)erden It(em) aen iii vierdel beemts/ tusscen de(n) goeden pet(er)s vande(n) berge en(de) jans vand(er) stoct It(em) noch/ i(½) dach(mael) lants gelege(n) opte(n) aerts velt ov(er) die wijnde comen(de) aent/ eeussel willems vande(n) dijcke Ald(air) de scepen(en) van loeven(en) ter manisse(n)/ p(er)sonen voirs(creven) niet en comp(ar)erde(n) Soe eist dat de scepen(en) van/ loeven(en) ter manissen smeyers van loeven(en) wijsden voir een vo(n)nisse/ datme(n) den voirs(creven) henr(ick) vande(n) voirs(creven) goeden houde(n) sal in sijne(n)/ beleide also v(er)re dat noch voir scepen(en) come(n) es cor(am) eisd(em)