It(em) want [vacat] weduwe jans wilen boschvercken vander vue(re)n/gevo(n)nist heeft zeke(re) scepen(en) br(ieven) van loven(en) spreken(de) van drie/gulden pe(n)ningen geheten pet(er)s der mu(n)ten van loven(en) vande(r) slage/tsh(er)togen wilen van brabant en(de) van lymborch erfchijs en(de) renten/alle jae(re) opden viii[ten] dach van febr(uarii) te betalen erflijc aen/en(de) op de goede hier na bescr(even) jans wilen snoeck van/leefdale inden yersten aen en(de) op drie boende(r) lants gelegen/inde p(ro)chie van leefdale opt velt gehete(n) gheershoeve/tusschen de goeden vand(er) banc en(de) zweers was It(em) aen en(de)/op een boende(r) lants geheten voetshage ter plaetsen geheten/vlied(er)ken tusschen de goede(n) des voirs(creven) zweers op beyden zijde(n) It(em)/aen en(de) op i bloc lants geheten dijsteldelle gelegen ald(aer) tussce(n)/de goede(n) des selfs zweers en(de) de strate ald(aer) gaende van leefd(ale)/te voshem w(er)t En(de) tvo(n)nisse der scepen(en) van loeven(en) gewijst dat/de voirs(creven) weduwe trecken soude op de pande en(de) vonde zij/ald(aer) te panden dat zij dan panden soude en(de) en vonde zij n(iet)/te panden dat zij voerts vae(re)n zoude met rechte Soe/de selve weduwe getogen op de voirs(creven) pande ald(aer) zij .../te panden bevonden en heeft mids de(n) welken hue(re) de v(oirscreven)/pande voe(r) gebrec van hue(re)r voirs(creven) rente(n) met coste en(de) .../van rechte d(aer) op gelopen met meye(r) en(de) scepen(en) van loven(en)/geleid sijn en(de) in handen gestelt p(rese)nt(ibus) ca(pelle)[ma(n)] voshem junii ...