It(em) wij lomb(ar)t pynnoc scep(enen) van lov(en) doen cond alle(n) liede(n) dat/voe(r) ons comen sijn meest(er) pet(er) vand(er) mee(re)n canonc ts(in)te/peters te loven(en) jacop uuten lye(ming)[en] gheert va(n) goethuysen/en(de) daneel van zurpele als segge(re)n gecoe(re)n ende/genomen opt gescille dat geport was tusschen h(ere)n woute(re)n/van beringen abdt des godshuys van p(er)ke inden name/vande(n) selven godshuyse in deen zijde en(de) reyne(re)n vande(n)/broecke wynne des selfs godshuys int hof ten rode/in dande(re) en(de) hebben hue(re) uutsprake dair af gedaen/eendrachtelic en(de) bynnen den tijde vand(er) submissien daer/voir scepen(en) van loven gevesticht ind(er) manie(re)n h(ier) na/volgende te weten dat de voirs(creven) reyne(re) tvoirs(creven) hof in/pechtingen behouden sal na uutwijsen en(de) opte vuege dat/de scepen(en) br(ieve) van loven(en) dat begrijpen en(de) alse van dat/hij van acht(er)stelle sculdich es den voirs(creven) godshuyse betalinge/doen behoudelic dien dat hem dair af corten en(de) tafslage/comen sal voir alsulken aensprake als hij tot den voirs(creven)/abt of godshuyse w(er)t meynde te hebben van dat hem/toegeseeght soude wesen te richten en(de) te vergelden des/hij op tselve goet sijnen t(er)mijn due(re)nde of uutsijnde/verliesen soude of tacht(er) gaen desgelijx voir dat de beemde/hue(re) behoirlijke mate d(aer) op hij die aenveerde niet en hadd(en)/van wat(er)scaden of vloede op tselve goet gelede(n) en(de) allen
//
inden aenspraken of gebreken hoedanich die sijn moegen de so(m)me/van hondert ende lxxv grijpen tstuc te xl pl(a)c(cen) brabants gelts/en(de) oic dat de selve reyne(re) ongehouden sal sijn van ii voede(re)n/hoys jairlijcx van nu voirtaen tot thiene(n) te leve(re)n d(aer) af de/voirs(creven) brief mencie maect It(em) dat de voirs(creven) reyne(re) den voirs(creven)/godshuyse betalen sal de lest viii jair vande(n) voirs(creven) t(er)mijne dair/af op nu de drie verstreken sijn elxs jairs xxv g(ri)pen weerde(n)/voirs(creven) bove(n) de so(m)me inde(n) selve(n) brieve genoempt en(de) oic gehoude(n)/sijn jairlijcx te coepen en(de) int hof te meste maken stroe om/iii guld(en) peters en(de) met des voirs(creven) es en(de) anders na inhoude(n)/vande(n) scepen(en) br(ieve) vander pachtingen selen de voirs(creven) p(ar)tien in/beide(n) zijden van alle gebreken eysschen toeseggen of aenspraken met/malcande(re)n geselete(n) sijn en(de) verenicht aprilis t(er)cia cor(am) eisd(em)