It(em) de voirs(creven) lodewijc vande(n) meersb(er)ge en(de) gheert parijs hebbe(n) gelooft de(n)/ voirs(creven) sande(re)n al i eest so dat zij sympelijc inde helicht vande(n) voirs(creven) onberuer/ liken goeden gegoet zijn dat zij nochta(n) so wa(n)neer zij e(n)nichsins aen oft vande(n)/ selve(n) goeden v(er)nuecht moegen worden va(n) xxvi salute(n) eens oft de w(er)de/ dat zij dan de selve guedinge a(n)nichelere(n) en(de) te nieute doen selen/ sonder hen d(air) niet voird(er) oft e(n)nichsins achter dien d(air) niet meer oft voird(er)/ te behulpe(n) in e(n)nig(er) manieren cor(am) eisd(em)