SAL7347, Akte: R°324.6 (520 van 745)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°324.6  
Act
Datum: 1454-03-26

Transcriptie

2018-12-10 door Magda van Winkel
It(em) jan keyenoege qui(n)ten en(de) goesse(n) tibe gebruede(re)n hebbe(n) de(n) beleitbrief d(aer) mede joh(ann)es ympens beleit es/
totte(n) goede(n) have en(de) erve h(er) jans wijle(n) va(n) laetwijck en(de) wijle(n) zijnd(er) moeder bracht ond(er) scepen(en) van/
loeven(en) opde(n) dach van heden tot dier meyni(n)gen want zij d gedeilt hebbe(n) de beruerlijke en(de) o(n)beruerlij/
goede acht(er) joha(n)nese va(n) laetwijck bleve(n) dat hem nu(m)mermer nyemant mette(n) selve(n) beleide behulpe(n)/
en sal moegen and(er)s dan elc vand(en) voirs(creven) p(ar)tijen tselve beleit altijts hier liggen(de) tot ewege(n) dagen/
dat tsijnd(er) hulpe(n) en(de) bate(n) inde(n) rechte sal moege(n) neme(n) opde goede die elc opde(n) dach va(n) heden/
te hemweert heeft oft die hem met scepen(en) brieve(n) va(n) loeven(en) in deylinge(n) sijn bleve(n) en(de) op gen/
ande(r) noch in geender manie(re)n and(er)ssins cor(am) witte lintre m(ar)tii xxvi
Nagekeken doorkristiaan magnus
Moderatorkristiaan magnus
Laatste update:: 2016-04-01 door kristiaan magnus