Tvo(n)nis tussche(n) janne valcke in deen zijde en(de) henricke vand(er) to(m)men alse de/ scepen(en) va(n) wesemale va(n) alsulke(n) gelde als de voirs(creven) ja(n) valcke voirmaels/ ond(er) den voirs(creven) henricke en(de) sijne medegeselle(n) gesedt hadde voir den/ cost van eend(er) hootvaert voirmaels begrepe(n) tussche(n) den selve(n) janne/ valcke in deen zijde en(de) ja(n)ne boene(n) t(er) ande(r) Dwelck de voirs(creven) jan/ valcke vande(n) voirs(creven) heynricke mey(n)de wed(er) te hebbe(n) bij zeke(r) reden(en)/ die hij dair toe dede segge(n) dair af de voirs(creven) henric vander/ to(m)men meynde ongehoude(n) te sijne bij dien dat de voirs(creven) jan/ valcke tselve sijn gelt in tijts niet en hadde inne gesedt dair/ o(m)me dat hij vellich wert gewijst ende de voirs(creven) jan boene van/ sijnd(er) aensp(ra)ken volcomen dede voirt segge(n) dat de(n) voirs(creven) janne/ valcke tghene des hem van sijne(n) voirs(creven) ingesette(n) gelde boven/ den cost va(n) rechte en(de) den cost van sijnd(er) wed(er)p(ar)tien getuge(n) alsoe/ hij boet te thoene(n) Was gewijst met dese(n) woirden dat de voirs(creven)/ henrick vand(er) to(m)men van alsulker aensp(ra)ke(n) als jan valcke te hemw(er)t/ dede ongehoude(n) sijn soude p(rese)nt(ibus) abs(oloens) abs(oloens) witte m(er)sb(er)ge aug(usti) xvi