It(em) al eist dat de voirs(creven) iiii na(tuer)like kinde(re) inde voirs(creven) goede gesame(n)d(er)ha(n)t/ gegoedt zijn so hebbe(n) nocht(an)s gelooft de voirs(creven) ja(n) en(de) flor(ijs) voir hen/ selve(n) go(m)mair van ranst met jouffr(ouwe) ka(tlij)[ne(n)] colenbra(n)ts zijne(n) wive en(de) ja(n) va(n)/ ranst met jouffr(ouw) mag(ri)ten colebrants sijne(n) wive elc de(n) ande(re)n dat dat zij/ gestentichlijc en(de) volcomelijc voe(r) hen hue(re)n erve(n) en(de) nacom(elingen) ond(er)houde(n) selen/ en(de) acht(er)volge(n) alsulke(n) deilinge als zij voir scepen(en) va(n) lyere vande(n)/ voirs(creven) goede(n) voir dese(n) tijt gemaect hebben En(de) hebbe(n) d(aer) toe gelooft/ deen de(n) andere(n) oft geboirde dat e(n)nich van hen vande(n) goede(n) hem/ bijder deylinge(n) voir scepen(en) va(n) lyere gemaect gebleven der bistentich(eit)/ van desen brieve(n) behoefde dat zij vande(n) ande(re)n v(er)maent tot des(er)/ gheens coste dies behoeft deen de(r) andere(n) bijste(n)tich(eit) selen doen/ en(de) alle behoirlijc behulp va(n) rechte cor(am) eisd(em)