SAL7347, Akte: V°317.2-R°318.1 (504 van 745)
Akte V°317.2-R°318.1
Act
Datum: 1454-03-22
Transcriptie
2018-12-07 door Magda van WinkelItem jouffruwe aleyt van rikele weduwe willems wilen/
van nederhem en(de) jan van nederhem hue(r) sone te voren uut/
hue(re)n broode gedaen zijn met malcande(re)n overcomen als vande(n)/
omberuerliken goeden achter den selven willem bleven en(de)/
van zijnd(er) sijden gecomen opde vueghe hier na genoempt/
en(de) verclaert diese deen den ande(re)n soe lange sij beyde/
leven selen geloeft hebben gestentich tond(er)houden Inden yerste(n)
//
dat de voirs(creven) jan van nu vortane trecken sal alle de v(er)valle vande(n) heerlich(eiden)/ die sijnen vader toetebehoe(re)n plaghen van pontgelde hergewede en(de)/ anders sond(er) der vors(creven) zijnd(er) moeder deel oft recht daer aen vortmeer/ te behouden des sal hij allen dienst doen dienen ten ocsuyn vand(en)/ selven goeden den hee(r) sculdich mocht wezen Vort is vorweerde/ dat de vors(creven) jan trecken sal de staende renten en(de) proffiten vand(en)/ goeden vors(creven) voer deen derdendeel en(de) de vors(creven) zijn moed(er) voer/ hue(r) en(de) hue(re)r ande(r) kynde(re)n tsuerplus des sal de vors(creven) jan draghen/ terdendeel vanden laste oft co(m)mer op den gront der vors(creven) goede/ besedt sonder voerd(er) gelast te sijne want tsurplus de twee/ deele dair af dragen sal moeten Vort sal de vors(creven) jan besitte(n)/ de huysinghe vanden vors(creven) goeden half en(de) trecken de helicht/ vanden proffiten dair toe behoe(re)nde en(de) oic gehouden zijn de selve/ huysen also v(er)re alst zijnd(er) helicht aengaet te houden in goeden/ state en(de) rep(ar)acien en(de) ter ande(r) zijden sal de vors(creven) moeder/ doen tghelike vand(er) ande(r) helicht Vort sal de vors(creven) jan/ dragen van nu vortane terdendeel van sesse rijders/ lijfpensien die de vors(creven) sijn moed(er) en(de) hij v(er)cocht en(de) v(er)borcht/ hebben te loven(en) zeder dat de vors(creven) willem aflivich is/ wordden sonder in ande(re)n co(m)mer die de vors(creven) willem gemaect/ mach hebben oft schout die hij sculdich bleven mach sijn gelast/ te wordden al eest oic dat hij dien co(m)mer metten vors(creven)/ sijnen vad(er) v(er)borcht oft gelooft hadde Vort hebben de vors(creven)/ moed(er) en(de) hue(r) sone geloeft oft des vors(creven) is niet vast/ genoech en wae(r) voer elc vand(en) vors(creven) p(ar)tien en(de) sij deen/ vanden ande(re)n voerd(er) vestich(eit) hier af hebben wouden het/ wae(r) voe(r) den hee(r) vanden leene oft elder dat zij des/ deen vande(n) ande(re)n v(er)maent alle vestich(eit) die hier toe/ voerd(er) dienen mochte elc den ande(re)n doen zullen ten/ coste vanden ghenen die de voerd(er) vestich(eit) beghee(re)n sal/ jasp(ar) abs(oloens) mersberghe m(ar)tii xxii
//
dat de voirs(creven) jan van nu vortane trecken sal alle de v(er)valle vande(n) heerlich(eiden)/ die sijnen vader toetebehoe(re)n plaghen van pontgelde hergewede en(de)/ anders sond(er) der vors(creven) zijnd(er) moeder deel oft recht daer aen vortmeer/ te behouden des sal hij allen dienst doen dienen ten ocsuyn vand(en)/ selven goeden den hee(r) sculdich mocht wezen Vort is vorweerde/ dat de vors(creven) jan trecken sal de staende renten en(de) proffiten vand(en)/ goeden vors(creven) voer deen derdendeel en(de) de vors(creven) zijn moed(er) voer/ hue(r) en(de) hue(re)r ande(r) kynde(re)n tsuerplus des sal de vors(creven) jan draghen/ terdendeel vanden laste oft co(m)mer op den gront der vors(creven) goede/ besedt sonder voerd(er) gelast te sijne want tsurplus de twee/ deele dair af dragen sal moeten Vort sal de vors(creven) jan besitte(n)/ de huysinghe vanden vors(creven) goeden half en(de) trecken de helicht/ vanden proffiten dair toe behoe(re)nde en(de) oic gehouden zijn de selve/ huysen also v(er)re alst zijnd(er) helicht aengaet te houden in goeden/ state en(de) rep(ar)acien en(de) ter ande(r) zijden sal de vors(creven) moeder/ doen tghelike vand(er) ande(r) helicht Vort sal de vors(creven) jan/ dragen van nu vortane terdendeel van sesse rijders/ lijfpensien die de vors(creven) sijn moed(er) en(de) hij v(er)cocht en(de) v(er)borcht/ hebben te loven(en) zeder dat de vors(creven) willem aflivich is/ wordden sonder in ande(re)n co(m)mer die de vors(creven) willem gemaect/ mach hebben oft schout die hij sculdich bleven mach sijn gelast/ te wordden al eest oic dat hij dien co(m)mer metten vors(creven)/ sijnen vad(er) v(er)borcht oft gelooft hadde Vort hebben de vors(creven)/ moed(er) en(de) hue(r) sone geloeft oft des vors(creven) is niet vast/ genoech en wae(r) voer elc vand(en) vors(creven) p(ar)tien en(de) sij deen/ vanden ande(re)n voerd(er) vestich(eit) hier af hebben wouden het/ wae(r) voe(r) den hee(r) vanden leene oft elder dat zij des/ deen vande(n) ande(re)n v(er)maent alle vestich(eit) die hier toe/ voerd(er) dienen mochte elc den ande(re)n doen zullen ten/ coste vanden ghenen die de voerd(er) vestich(eit) beghee(re)n sal/ jasp(ar) abs(oloens) mersberghe m(ar)tii xxii
Nagekeken door: kristiaan magnus
Moderator: kristiaan magnus
Laatste update:: 2016-04-01 door kristiaan magnus