SAL7349, Akte: R°306.4-R°307.1 (602 van 698)
Akte R°306.4-R°307.1
Act
Datum: 1456-05-12
Transcriptie
2018-11-02 door Walter De SmetIt(em) goert pierart en(de) jouff(rouwe) magriete zijn wijff weduwe wout(er)s/
wilen blanckarts in deen zijde en(de) jan blancart wettich sone d(er) voirs(creven)/
jouffr(ouwen) magriete(n) in dande(r) sijn vande(n) poente(n) hier na genoempt/
underlinge eens worden der vuegen ende condicien hier na v(er)claert/
diese malcande(re)n gelooft hebben te houden ende tacht(er)volgen Inden/
yersten es vorwerde want de voirs(creven) gehuyssche binne(n) huere(n) tide/
hebben doen oft laten afleggen oft oec vertiert vande(n) bberuerlike(n)
//
goeden die pet(er) wilen va(n) sinte pet(er)s in zijne(n) testame(n)te maecte de(n) wet/ tigen kijnde(re)n der voirs(creven) jouffr(ouwen) magrieten dair de voirs(creven) jan eene/ af is also tselve testament uutwijst de porceele va(n) goede(n)/ ende renten h(ier) na v(er)claert Te weten een stuxken wijngaerts gelege(n)/ acht(er) jans vander dijlen Item i(½) rijnsche guld(en) staende op thuys/ geheten de m(er)te gelegen inde cortstrate Item twee swaer guld(en)/ op een huys geheten de colve gelegen op de marct te loeven(en) It(em) liii/ s(cellingen) pay(ments) op een huys henricx va(n) gorshe(m) gelege(n) op de voere It(em) iiii/ s(cellingen) bone en(de) iiii cap(uynen) op een huys met zijnre toebehoirte(n) wilen denijs/ boschman gelege(n) inde borchstrate It(em) xvii l(i)b(ra) pay(ments) aen zeke(re) goede/ toebehoiren(de) de(n) goidshuse va(n) s(in)te m(er)tens gelege(n) inde grijmstrate/ It(em) iiii s(cellingen) bone aen eene(n) bogaert jacops va(n) ravescote gelege(n) inde/ selve grijmstrate It(em) xi d(enieren) voe(r) i cap(uyn) tvierdel va(n) i cap(uyn) en(de) v l(i)b(ra)/ paym(ents) op thuys wout(er)s vande(n) wijchuyse gehete(n) de(n) olifant gelege(n)/ inde proefstrate It(em) v s(cellingen) voe(r) op een ca(m)me met hue(re)n toebehoirte(n)/ laureys van thiene(n) gehete(n) de(n) roseg(ar)t gelege(n) aen sinte peters/ kerchof te loeven(en) Vanden welken de so(m)me gerekent eens henen/ dragens beloept lxxx r(ijnsch) guld(en) te xx st(uvers) stuc en(de) liii pl(a)c(ken) pay(ments) bove(n) zeke(r) aflegge(n)/ dat wed(er)om de voirs(creven) gord gedaen heeft aen sijns wijfs kijnde(re)n erflicheit als va(n)/ eene(n) reale die hij vande(n) huyse gehete(n) de fonteyne gequijdt heeft die de voirs(creven)/ gord en(de) zijn wijf bekint hebben en(de) bekinne(n) dat bij des(en) (com)posicie(n) v(er)smolte(n) sal/ zijn dat de voirs(creven) gord en(de) zijn wijf deen derdel van dier so(m)me(n) den voirs(creven)/ janne oplegge(n) en(de) betalen sele(n) binne(n) drie maende(n) na doot va(n) des selfs/ gorts wive en(de) niet eer als v(er)reycte schout eve(n) v(er)re de voirs(creven) jan oft/ e(n)nige wettige geboirte van hem dan levende is en(de) and(er)s niet Met (con)d(icie)/ en(de) bespreke dat so v(er)re de voirs(creven) gord aflivich worde voir de voirs(creven) jouf(frouwe)/ mag(riete) zijn wijf dat dan de selve jouff(rouwe) gehoude(n) zijn soude t(er)stont de(n)/ voirs(creven) janne eene(n) ande(re)n geliken p(er)soen voir den voirs(creven) goerde inde voirs(creven)/ gelofte te setten Waert oec alsoe dat willem pirart d(er) voirs(creven) gehuysscen/ sone en(de) des voirs(creven) jans brued(er) oft desgelijcx machtelt die wijf is henrix/ vander elst aflivich worden sond(er) wettich oer acht(er) te late(n) soe souden/ de voirs(creven) gord en(de) zijn wijf gehoude(n) zijn de(n) voirs(creven) ja(n)ne t(er) stont vestich(eit)/ te doene vand(er) porcien die de(n) voirs(creven) ja(n)ne d(air) bij vand(er) voirs(creven) so(m)men/ verschene(n) zijn soude va(n) e(n)nige(n) va(n) hen oft van hen beyden want de voirs(creven)/ so(m)me hen drien toebehoirt ende vande(n) eene(n) op de(n) andere(n) na beg(rij)p/ vanden testame(n)te pet(er)s wile(n) van s(in)te pet(er)s voirg(enoemt) sculdich is te/ versterven en(de) des sal de voirs(creven) jan gehoude(n) zijn vande(n) voirs(creven) goede(n)/ en(de) rinte(n) den coep(er)en oft afquitere(n) t(er) manissen des voirs(creven) gorts behoirlike/ vestich(eit) te doene elken van zijnre porcie(n) sond(er) des selfs jans cost/ Voirt is vorwerde want de voirs(creven) wilen pet(er) va(n) sinte pet(er)s noch/ inde(n) selve(n) zijne(n) testam(en)te gelate(n) en(de) gemaect heeft op alle zijn
//
beruerlike goede de(n) selve(n) wettige(n) kijnde(re)n d(er) voirs(creven) jouff(rouwen) magriete(n) ii[c]/ guld(en) crone(n) eens tusscen hen na hue(r) doot gelijc te deylen die de voirs(creven) gord/ bekint dat hij sculdich is te drage(n) So eist vorwerde en(de) hebbe(n) gelooft de/ voirs(creven) gehuyssche den voirs(creven) janne d(air) af zijn derdel na beg(rij)p vand(en) selve(n)/ testam(en)te oec te betale(n) als v(er)reycte scout binne(n) drie maende(n) na zijnre/ moed(er) doot voirs(creven) met (con)d(icien) als voe(r) oft hem vande(n) selve(n) meer deels aen/ storve bijd(en) doot van zijne(n) brued(er) oft zust(er) voirs(creven) dan hem nu v(er)schene(n) is/ dat hem dan de voirs(creven) gord en(de) zijn wijf gehoude(n) zijn soude(n) vande(n) selve(n) aendeele gelike gelofte(n) voir scepen(en) va(n) loeven(en) te doen en(de) oec waert/ dat de voirs(creven) gord storve voir d(en) voirs(creven) sijnre huysvrouwe(n) in die gevallen/ soude zij gehoude(n) zijn eene(n) gelike(n) p(er)soen als gelove(r) inde stad vande(n) voirs(creven) goerde/ te setten eve(n) v(er)re de voirs(creven) jan blancart oft e(n)nige wettich oer va(n) he(m) dan/ levende ware en(de) and(er)s niet promitten(tes) alt(er)a alte(ri) sat(is)f(acere) necnon war(andizare) hortbeke/ m(er)sberge maii xii
//
goeden die pet(er) wilen va(n) sinte pet(er)s in zijne(n) testame(n)te maecte de(n) wet/ tigen kijnde(re)n der voirs(creven) jouffr(ouwen) magrieten dair de voirs(creven) jan eene/ af is also tselve testament uutwijst de porceele va(n) goede(n)/ ende renten h(ier) na v(er)claert Te weten een stuxken wijngaerts gelege(n)/ acht(er) jans vander dijlen Item i(½) rijnsche guld(en) staende op thuys/ geheten de m(er)te gelegen inde cortstrate Item twee swaer guld(en)/ op een huys geheten de colve gelegen op de marct te loeven(en) It(em) liii/ s(cellingen) pay(ments) op een huys henricx va(n) gorshe(m) gelege(n) op de voere It(em) iiii/ s(cellingen) bone en(de) iiii cap(uynen) op een huys met zijnre toebehoirte(n) wilen denijs/ boschman gelege(n) inde borchstrate It(em) xvii l(i)b(ra) pay(ments) aen zeke(re) goede/ toebehoiren(de) de(n) goidshuse va(n) s(in)te m(er)tens gelege(n) inde grijmstrate/ It(em) iiii s(cellingen) bone aen eene(n) bogaert jacops va(n) ravescote gelege(n) inde/ selve grijmstrate It(em) xi d(enieren) voe(r) i cap(uyn) tvierdel va(n) i cap(uyn) en(de) v l(i)b(ra)/ paym(ents) op thuys wout(er)s vande(n) wijchuyse gehete(n) de(n) olifant gelege(n)/ inde proefstrate It(em) v s(cellingen) voe(r) op een ca(m)me met hue(re)n toebehoirte(n)/ laureys van thiene(n) gehete(n) de(n) roseg(ar)t gelege(n) aen sinte peters/ kerchof te loeven(en) Vanden welken de so(m)me gerekent eens henen/ dragens beloept lxxx r(ijnsch) guld(en) te xx st(uvers) stuc en(de) liii pl(a)c(ken) pay(ments) bove(n) zeke(r) aflegge(n)/ dat wed(er)om de voirs(creven) gord gedaen heeft aen sijns wijfs kijnde(re)n erflicheit als va(n)/ eene(n) reale die hij vande(n) huyse gehete(n) de fonteyne gequijdt heeft die de voirs(creven)/ gord en(de) zijn wijf bekint hebben en(de) bekinne(n) dat bij des(en) (com)posicie(n) v(er)smolte(n) sal/ zijn dat de voirs(creven) gord en(de) zijn wijf deen derdel van dier so(m)me(n) den voirs(creven)/ janne oplegge(n) en(de) betalen sele(n) binne(n) drie maende(n) na doot va(n) des selfs/ gorts wive en(de) niet eer als v(er)reycte schout eve(n) v(er)re de voirs(creven) jan oft/ e(n)nige wettige geboirte van hem dan levende is en(de) and(er)s niet Met (con)d(icie)/ en(de) bespreke dat so v(er)re de voirs(creven) gord aflivich worde voir de voirs(creven) jouf(frouwe)/ mag(riete) zijn wijf dat dan de selve jouff(rouwe) gehoude(n) zijn soude t(er)stont de(n)/ voirs(creven) janne eene(n) ande(re)n geliken p(er)soen voir den voirs(creven) goerde inde voirs(creven)/ gelofte te setten Waert oec alsoe dat willem pirart d(er) voirs(creven) gehuysscen/ sone en(de) des voirs(creven) jans brued(er) oft desgelijcx machtelt die wijf is henrix/ vander elst aflivich worden sond(er) wettich oer acht(er) te late(n) soe souden/ de voirs(creven) gord en(de) zijn wijf gehoude(n) zijn de(n) voirs(creven) ja(n)ne t(er) stont vestich(eit)/ te doene vand(er) porcien die de(n) voirs(creven) ja(n)ne d(air) bij vand(er) voirs(creven) so(m)men/ verschene(n) zijn soude va(n) e(n)nige(n) va(n) hen oft van hen beyden want de voirs(creven)/ so(m)me hen drien toebehoirt ende vande(n) eene(n) op de(n) andere(n) na beg(rij)p/ vanden testame(n)te pet(er)s wile(n) van s(in)te pet(er)s voirg(enoemt) sculdich is te/ versterven en(de) des sal de voirs(creven) jan gehoude(n) zijn vande(n) voirs(creven) goede(n)/ en(de) rinte(n) den coep(er)en oft afquitere(n) t(er) manissen des voirs(creven) gorts behoirlike/ vestich(eit) te doene elken van zijnre porcie(n) sond(er) des selfs jans cost/ Voirt is vorwerde want de voirs(creven) wilen pet(er) va(n) sinte pet(er)s noch/ inde(n) selve(n) zijne(n) testam(en)te gelate(n) en(de) gemaect heeft op alle zijn
//
beruerlike goede de(n) selve(n) wettige(n) kijnde(re)n d(er) voirs(creven) jouff(rouwen) magriete(n) ii[c]/ guld(en) crone(n) eens tusscen hen na hue(r) doot gelijc te deylen die de voirs(creven) gord/ bekint dat hij sculdich is te drage(n) So eist vorwerde en(de) hebbe(n) gelooft de/ voirs(creven) gehuyssche den voirs(creven) janne d(air) af zijn derdel na beg(rij)p vand(en) selve(n)/ testam(en)te oec te betale(n) als v(er)reycte scout binne(n) drie maende(n) na zijnre/ moed(er) doot voirs(creven) met (con)d(icien) als voe(r) oft hem vande(n) selve(n) meer deels aen/ storve bijd(en) doot van zijne(n) brued(er) oft zust(er) voirs(creven) dan hem nu v(er)schene(n) is/ dat hem dan de voirs(creven) gord en(de) zijn wijf gehoude(n) zijn soude(n) vande(n) selve(n) aendeele gelike gelofte(n) voir scepen(en) va(n) loeven(en) te doen en(de) oec waert/ dat de voirs(creven) gord storve voir d(en) voirs(creven) sijnre huysvrouwe(n) in die gevallen/ soude zij gehoude(n) zijn eene(n) gelike(n) p(er)soen als gelove(r) inde stad vande(n) voirs(creven) goerde/ te setten eve(n) v(er)re de voirs(creven) jan blancart oft e(n)nige wettich oer va(n) he(m) dan/ levende ware en(de) and(er)s niet promitten(tes) alt(er)a alte(ri) sat(is)f(acere) necnon war(andizare) hortbeke/ m(er)sberge maii xii
Nagekeken door: Jan Boncquet
Moderator: Jan Boncquet
Laatste update:: 2014-10-28 door Jos Jonckheer