SAL7349, Akte: R°327.1-V°328.1 (638 van 698)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°327.1-V°328.1  
Act
Datum: 1456-05-29

Transcriptie

2018-12-07 door Walter De Smet
Nadien dat jan vander leck van grymhuysen voir meye(r) en(de) scepen(en) va(n) loeven(en)/
aengesproken heeft henricken van berghen zijne(n) zweer van div(er)sen geloften/
en(de) vorwerden die de voirs(creven) henric hem gedaen soude hebben Te weten/
dat hij negheen hout staende op de erfgoede die hij hadde liggende te/
gastele afhouwen en soude dan also vele alse hij in redelicheyden behoeven/
soude ter berringen en(de) t(er) rep(ar)acien vanden huysen den goeden toebehoirende/
Item dat hij alle de goede die hij hadde houden soude van rep(ar)acie(n) ende/
dat die ja(n)ne met zijne(n) wive souden volgen na zijn doot sonder die/
e(n)nichssins te minderen anders dan in redelicheiden zijn ziele te besorgen/
dat hij [zijn] naturlike kijnde(re) hadde v(er)sien also dat hij hem vanden zijne(n) niet/
meer gheve(n) noch laten en soude in (con)trarien va(n) velk(en) vorw(er)den de/
voirs(creven) henr(ic) zijne(n) natuerliken kinde(re)n gegeve(n) hadde ii oft iii[c] clinckarde/
It(em) den ermen ten oudenbosche xii[c] clinckarde It(em) de huysinge vanden/
selven goeden laten vervallen en(de) dat meer wae(r) e(n)nige vanden selven goeden/
te weten henr(ix) huwelike goede geheten te santberge hem laten afwy(n)nen/
d(air) mede de selve jan qualic toequa(me) gem(er)ct dat hij na den la(n)trechte d(air)/
inne gericht ware va(n) welken poenten de voirs(creven) jan thonisse bijleyde hopen(de)/
dat de voirs(creven) henr(ic) de voirs(creven) letsele ind(en) manie(re)n na verclaert afdoen soude/
en(de) de voirs(creven) voirw(er)de houden en(de) acht(er)volgen Jegen dwelc de voirs(creven) henric/
dede seggen ontkinnen(de) des voirs(creven) jans bij leggen dat hij mette(n) voirs(creven) janne/
zijne(n) behouweden sone zeke(re) voirw(er)den ware ae(n)gegaen ind(en) manie(re)n na v(er)claert/
Te weten inden yersten dat hij vanden voirs(creven) goede(n) soude moegen afhouwe(n)/
alsoe vele als hij behoefde tot zijnre berringen en(de) rep(ar)acien vanden goed(en)/
en(de) tot dien oft hij zijn vriende woude v(er)sien va(n) vier oft v eycken/
dat hij dat soude moege(n) doe(n) ombegrepen vanden voirs(creven) ja(n)ne en(de) zijne(n)/
wive Ende dat hij dov(er)schot vanden selven houte oft hem geliefde/
soude moegen v(er)coepen bij also dat d(air) af de helicht vanden pe(n)ni(n)gen/
hem soude volgen en(de) dand(er) helicht de(n) voirs(creven) ja(n)ne en(de) zijne(n) wive
//
Mair op tgene des de voirs(creven) jan in zij(n)re aenspraken dede seggen dat/
hij sijne(n) bastarden kinde(re)n desgelijcx den arme(n) so(m)men van pe(n)ningen/
gegeve(n) en(de) gelate(n) hadde Seide de selve henric dat hij ind(en) voirs(creven)/
voirwerden zijn haeflijken goede die hij hadde oft v(er)spaerden vanden/
zijnen niet v(er)bonden en hadde mair ope(n)baerlijc bevorw(er)t en(de) ond(er)sprok(en)/
dat hij zijn bastart kijndre die hij hadde oft hebben mochte en(de) desgelijcx/
zijn ziele met zijne(n) haven en(de) gereeden moegen v(er)sien na zijnre gelieften/
P(rese)nte(re)nde voirt de voirs(creven) henr(ic) dat hij ja(n)ne met sijne(n) wive laten woude/
de erfgoide also hij die hadde t(er) tijt vand(en) voirs(creven) voirw(er)den en(de) vand(en) voirs(creven)/
rep(ar)acie(n) datme(n) de huysinge dade visentere(n) en(de) oft die onbehoirlijc waren/
gehouden die te stellen t(er) rep(ar)acien na de(n) lantrechte It(em) alse vande(n) voirs(creven)/
afwy(n)ne(n) vanden zantb(er)ghe seyde henrick dat hij ind(en) selv(en) voirw(er)den toege/
seet hadde den voirs(creven) janne op dat he(m) geliefde die te volgen met/
rechte dat hij hem gh(er)ne d(air) in ter hant staen soude met gevolge/
van zijne(n) eede Tot desen seide de voirs(creven) henric dat hij den voirs(creven)/
janne zijne(n) sone inden voirs(creven) voirs(creven) tractate geco(n)senteert hadde sij(n) deel/
inden goeden te gastele bove(n) de ii crone(n) die zij [henrix] moed(er) d(air) op gewo(n)nen hadde/
met rechte oft d(air) voe(r) te geven driehond(er)t scilde eens Na welke p(rese)ntacie/
die de voirs(creven) jan aen na(m) de voirs(creven) iii[c] scilde consente(re)nde met voirw(er)d(en)/
dat hij d(air) op den voirs(creven) henr(icke) alle derflike goede rastelijc en(de) vredelijc/
woude laten volgen zijne(n) duerdach lang Presente(re)nde de voirscreve(n)/
henr(ic) de voirs(creven) poente also v(er)re als hijs behoefde te bethoene(n) So hebbe(n)/
de he(re)n scepen(en) van loven(en) beyde de voirs(creven) p(ar)tien gewijst tot hue(re)n bethoen/
en(de) die diende op heden tot welken daghe de voirs(creven) henrick gep(rese)nteert/
heeft zijn wairheyt en(de) de voirs(creven) jan en is niet geco(m)p(ar)eert mair bij wairheit/
(con)sente des voirs(creven) henricx is verdedingt en(de) geappointeert bij de(n) gerichte/
dat de voirs(creven) henric met zijnre w(air)heit voirt vare(n) soude en(de) dat
//
gedaen datme(n) den dach va(n) bethone voirt sal cont[uut]stellen tot des tweeste disse(n)d(age)/
na beloken(en) paesschen naes[t]comen(de) en(de) tot dien dage sal de voirs(creven) jan de/
getugenissen des b voirs(creven) henricx alsnu gehoirt op dat hij can met rechte/
moegen wederspreken op dat de p(er)sone(n) niet tuyschbaer [tuychber] en zijn desgelijcx/
sal hij ten voirs(creven) dage met zijnre w(aer)heit moege(n) voirtvare(n) bij also dat/
de voirs(creven) henric met de(n) getugen des v voirs(creven) jans op dat hijs behoeft/
he(m) alsdan sal moegen behulpen Navolgende dien heeft de voirs(creven) he(n)ric/
gethoent met cornel(ise) va(n) berghe(n) willem jan obrechts en(de) emonde/
mathijs sone d des hier na bescreve(n) steet Inden yersten dat de voirs(creven)/
p(ar)tien eens worden zijn minlijc met malcande(re)n int jair xiiii[c] eene(n)vijftich oft/
d(air) omtrint de poente hier na verclaert die sij malcande(re)n geloefden te/
houden en(de) tachtervolgen Te wete(n) dat de voirs(creven) henric va(n) berghe(n) de/
voirs(creven) goede besitten soude peyslijc en(de) vredelijc ongestoert vanden voirscreve(n)/
ja(n)ne en(de) zijnre werdinnen docht(er) des voirs(creven) henricx zijne(n) leefdach lang/
Behoudelijc dat de voirs(creven) henric die huysinge en(de) ander goede houde(n)/
sal in goed(en) rep(ar)acien na den lantrechte It(em) voirt tuge(n) zij want opde/
voirs(creven) goede hout stont en(de) noch steet dat henric voirs(creven) vande(n) selven/
afhouwen soude mogen also vele houts als behoeve(n) soude t(er) voirscreve(n)/
rep(ar)acien Ende insgelijcx dat de selve henrick afhouwe(n) [soude] alsoe vele/
houts int gemeyne vanden voirs(creven) goeden alse hij behoeve(n) soude moegen/
tzijnre berringe behoef Ende des gelijcx mach de vand voirs(creven) henric vande(n)/
selve(n) goeden ewech gheve(n) wien hem gelieft iiii of v houte sond(er) jans oft/
zijnre huysvro[u]we(n) (con)sent It(em) tuygde(n) noch de voirs(creven) p(er)sone dat oft henr(ic)/
voirs(creven) geliefde thout vanden voirs(creven) goeden te v(er)copen dat hij doen mach/
so soude de selve henric deen helicht vanden ghelde moete(n) late(n) volgen/
de(n) voirs(creven) ja(n)ne It(em) tuychde(n) de dselve p(er)sone uut dien dat zij v(er)stond(en)/
vand(en) voirs(creven) p(ar)tien dat zij zeker gebrec va(n) huweliker voirwerd(en) en(de) schout
//
uutstaende hadden jegen den hee(re) va(n) berghe(n) op de(n) zoom Soe gaf de selve/
henric zijn gedeelte va(n) dien gebreke geheelijc over den voirs(creven) janne en(de)/
seyde hem toe oft geboerde dat de selve ja(n) d(air) om jegen de(n) voirs(creven)/
he(re) va(n) berghe(n) dinghen moeste dat hij alst ter eedt quame hem dien/
eedt soude hulpen staven It(em) tuychde(n) de voirs(creven) p(er)sone dat henric voirs(creven)/
de(n) voirs(creven) ja(n)ne en(de) zijnre huysvrouwe(n) toegeseecht heeft zijn goede/
niet tontmaken noch ewech te geve(n) in gheenre manie(re)n dan hij puerlijc/
om godswille gheve(n) woude wa(n)t hij gode noch diene(n) woude en(de) zijn/
bastaerde die hij hadt oft namaels crigen mochte d wair hij [zij] v(er)sien/
ware(n) oft niet geliefdet hem te ve[r]siene dat mochtet hij doen sond(er)/
die goede te mindere(n) en(de) dat henric voirs(creven) de(n) voirs(creven) ja(n)ne oec/
geloofde te betalen iii[c] clincarts te xiiii st(uvers) stuc teene(n) dage dair zijs/
beyde mede te vreden waren voe(r) jans gedeelte [inden goeden te gastele voirg(enoemd)] en(de) dat hier opde(n)/
peys toe ghijnc en(de) sloech he(m) op mett(er) hoycken tewege(n) dagen vanden/
sake(n) voirs(creven) ongemoeyt te laten va(n) hem en(de) zijnre huysvrouwe(n) voirs(creven)/
Na desen heeft de voirs(creven) jan(ne) vand(er) leck gethoent inden goede te gastele voe(r) gerueert dat henric hem toeseide een goet sweer te sijne ende/
dat hij gekent hadde dat hij sijn genatuerlike kinde(re) also v(er)sien/
hadde dat hij hen met meer laten en woude behoudelijc dat hij in/
redelicheid(en) sijn ziele besorgen woude toeseggen(de) den voirs(creven) ja(n)ne/
sijn goede niet te minde(re)n maer te meerde(re)n en(de) dat hij opt goet/
hout neme(n) soude tot sij(n)re berringen behoef Also dat te(r) utersten/
de hee(re)n scepen(en) va(n) lov(en) gemaent wijsden met vo(n)nissen dat he(n)ric/
va(n) berghen ongehoud(en) sijn soude vand(en) aensp(r)aken die ja(n) te/
he(m)w(er)t gedaen hadde op de p(rese)ntacie voirs(creven) die de selve henr(ic)/
hadde gedaen p(rese)ntib(us) o(mn)ib(us) scab(in)is dempt(o) smacht maii xxix
Nagekeken doorJan Boncquet
ModeratorJan Boncquet
Laatste update:: 2014-11-04 door Jos Jonckheer