Item jonch(e)r librecht hee(re) te meldert te buedingen te vrodelinge(n) (et)c(etera)/ in deen zijde ende wout(er) van vlaenderen in dandere die elc van hen/ besunde(r) zeke(r) erfrinte(n) hebben op de goede willems cas gehete(n) van/ criefceurt Te weten de voirs(creven) jonch(e)r librecht twintich rijd(er)s vallende/ omtrint xxii dage in meye staende t(er) quitinge(n) te twee malen elke(n)/ pe(n)ning met xviii van oudere(n) date dan de rinte des voirs(creven) wout(er)s/ beloepende jaerlijcx xxv clincarde Sijn samentlic ov(er)come(n) en(de) eens/ worden dat de voirs(creven) wout(er) van nu voertane hue(r) beyder pande en(de)/ onderpande die den voirs(creven) jonch(e)r(e)n librechte tandere(n) tiden bij meye(r) en(de)/ scepen(en) va(n) loeven(e) en(de) metten leenrechte gelev(er)t en(de) in hande(n) gesedt/ zijn geweest onbelet vande(n) voirs(creven) jonch(e)r librechte sal moege(n) aen/ veerden hantere(n) en(de) hantplichte(re)n also lange de voirs(creven) wouter/ hem jaerlijcx betaelt ende ve(er)nuevht zijn voirs(creven) rinte met alsulken/ tachterheit alsme(n) bij goeder rekeni(n)gen die jannes smet des voirs(creven)/ / jonch(e)r librechts rintmeester gelooft heeft te doene tussce(n) dit ende/ kersmisse naestcomen(de) bevinde(n) sal datme(n) den selve(n) jonch(e)r alnoch/ sculdich is Op welke tacht(er)heit de voirs(creven) jonch(e)r librecht bekint heeft/ alsnu gehave(n) te hebben vande(n) voirs(creven) woute(re)n thien rijd(er)s eens en(de) de/ selve wouter heeft gelooft de(n) voirs(creven) jonch(e)r librecht en(de) jouffr(ouwe) ka(tli)[ne(n)]/ py(n)nox zijnre medegesellinne(n) noch thien rijd(er)s te betalen tusschen/ dit en(de) grote vastelavonde naestcomen(de) t(am)q(uam) ass(ecutu)[m] op dat de voirscr(even)/ tachterheit alsoe vele gedraecht Ende oft de rekeni(n)ge gedaen/ zijnde de tachterheit meer gedroege dan de voirs(creven) xx rijders/ die sal de voirs(creven) wout(er) betalen met den voirs(creven) lesten x rijd(er)s ende/ waert bevonde(n) datme(n) den voirs(creven) jonch(e)r librecht min dan de voirs(creven)/ so(m)me sculdich ware dair met soude wout(er) gestaen ende waert dat/ min ware dan de voirs(creven) x rijd(er)s so soude de voirs(ceven) jonch(e)r de voirscr(even)/ woutere(n) restitucie doen vander surplus En(de) va(n) alsulker rekeni(n)ge(n)/ en(de) hanteringen des voirs(creven) jonch(e)r(e)n heeft gelooft de voirs(creven) ja(n)nes de/ smet den voirs(creven) woute(re)n warand te zijne en(de) d(aer) af jege(n) eene(n) yege/ liken inne te stane als schout en(de) inte(re)st mette(n) rechte ver/ wonnen also v(er)re wettige rekeni(n)ge gedrage(n) sal Welke rinte va(n)/ xx rijders voirs(creven) de voirs(creven) wout(er) gelooft heeft m(ijn) jonch(er) en(de) zijne(n)/ erve(n) en(de) nacomelinge(n) jaerlijcx wel en(de) wettelijc te betale(n) na in/ hout der scepen(en) br(ieven) dair af zijnde tot d(er)re tijt toe dat die/ afgequeten worden tymple m(er)sberge dec(embris) t(er)cia