SAL7356, Akte: R°168.1-V°168.1 (328 van 455)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°168.1-V°168.1  
Act
Datum: 1463-02-26

Transcriptie

2018-09-19 door myriam bols
Item amelrijck die zwerte(re) in deen zijde ende wouter janssone in dande(re)/
sijn met malcande(re)n eenswordden en(de) overcomen der pointe(n) en(de) (con)dicie(n) nae/
v(er)clairt die zij deen den ande(re)n geloift hebben volcomelic tonderhoude(n) ende/
tacht(er)volghen Ierst heeft de vors(creven) wout(er) geloift dat hij die veertich c(ro)ne(n)/
diemen van theercoste inde vroente te pliss(is) wilen van vorst bij over/
wijsinghen den goidshuyse van p(er)cke sculdich was ter stont afdoen en(de)/
betalen sal alsoe dat de vors(creven) amelric dair bij last noch co(m)mer voirtmeer/
en gec(ri)ge Dair voe(r) sal de selve amelric ter stont den vors(creven) wouteren/
overgheve(n) een stuc wijng(ar)ts alsoe hij dat liggen(de) heeft op scuypers/
tusschen die goede wout(er)s maes en(de) raes vand(er) lynden oic naest den goede(n)/
jans van duffle en(de) henrix mag(er)man en(de) dien wijng(ar)t warandeert/
de vors(creven) amelric op eene(n) pe(n)ninc borseghelts als voir alle co(m)mer en(de)/
last daer voe(r) uutgaen(de) consente(re)nde dat de selve wout(er) metten beleyde/
dat hij heeft op sijn goede den vors(creven) wyng(ar)t voirtaen houde en(de) aenveerde/
voir hem en(de) sijn nacomelinghe als zijn prop(re) en(de) opde wairschap voirscr(even)/
It(em) alse vanden sessendertich rinsche gulden(en) van vroentcoste v(er)teert onlanx/
voirleden te jans laureys [bij hen beyden] dien sal de voirs(creven) wout(er) v(er)leggen en(de) aenden/
voirs(creven) janne laureys ter stont [oic] afdoen alsoe dat de vors(creven) amelric dair/
bij gheen schade en hebbe Ende soe wanneer de voirs(creven) amelric zijn/
goet te rillair gelege(n) v(er)coopt dan sal de voirs(creven) amelric snai vanden/
pe(n)ninghen dair of comende den voirs(creven) wout(ere)n oplegghen en(de) restitue(re)n/
die helicht vand(en) voirs(creven) sessendertich rinsche guld(en) En(de) hier op sal de/
voirs(creven) amelric wout(er) den voirs(creven) amelrike ov(er)gheve(n) oft in sijnd(er) p(rese)ncien/
a(n)nichele(re)n alle scepen(en) brieve van loeven(en) spreken(de) van lijftochte(n) d(aer) de/
voirs(creven) wout(er) des voirs(creven) amelrix borghe was soe v(er)re die gelost zijn en(de)/
de voirs(creven) wout(er) die ond(er) mach hebbe(n) tsijnd(er) eedt Ter ande(r) zijden/
sal de voirs(creven) amelric den voirs(creven) woute(re)n behulp doen van allen brieve(n)/
oft instrument(en) die hij heeft oft weet te sijnd(er) eedt spreken(de) opde/
goede geleg(en) te he(re)nt die onlanx de voirs(creven) wout(er) tege(n) de(n) vors(creven) amelr(ike)/
gecocht heeft Voirt es verdedingt dat de voirs(creven) wout(er) van allen
//
ande(re)n brieve(n) die hij hebben mach opden voirs(creven) amelrike sal blive(n)/
oft s op sijn beloep van rechte Behoudelic oic dat hij den voirscr(even)/
amelrike dair met niet p(rae)men en sal moighen het en wae(re) dat/
hij gebreck hadde in desen tractaete oft dat hij e(n)nichsins gepraemt/
wordde voir borchtocht dair hij voir den voirs(creven) amelrike steet oft in/
scepen(en) brieve(n) gesproken heeft ende wordde hij gepraemt dat soude/
hij den voirs(creven) amelrike tsijnd(er) woenstad cundighen oft doen cundige(n)/
en(de) wordde dae(re)nbove(n) de voirs(creven) wout(er) gelast van vroente(n) oft anders/
ter goeder trouwen sond(er) bij toedoen desselfs wout(er)s oft bij sijne(n) v(er)sueke/
en(de) de voirs(creven) amelric hem dan gepraemt liete acht daghe lanc/
sonder te lossen In dien gevalle soude hem de vors(creven) wout(er) over den/
vors(creven) amelrike moighen behulpen met sijne(n) vo(n)nisse oft den scepen(en)/
brieve dair tselve vo(n)nisse uut gespruyt es soe v(er)re als trecht vand(er)/
stad v(er)mach en(de) alsoe dat hij gelost werdde Es voirt v(er)dedingt/
alle vand(en) goeden die beyde de voirs(creven) p(ar)tien hebben liggen(de) te betekem/
oft te huldenberghe hen gecome(n) van weghen symoens wilen drabbe/
d(air) af de macht vanden brieve(n) d(air) op sprekende alleene staet/
opden voirs(creven) woute(re)n dat de voirs(creven) wout(er) altijt ter manissen/
des voirs(creven) amelrix den selve(n) amelrike metten selve(n) brieve(n) behulpelic/
sijn sal moeten om de helicht vanden profiten d(er) selve(n) goede altijt/
te trecken gelic den selven woute(re)n cor(am) vync couckeroul febr(uarii) xxvi
Nagekeken doorMi-Je Van Gils
ModeratorMi-Je Van Gils
Laatste update:: 2016-04-26 door Jos Jonckheer