Item jouffruwe margriete roelants weduwe joes wilen absoloens/ in yegenwordich(eit) der scepen(en) van loven(en) gestaen heeft gekint/ en(de) gelijdt opembairlic gehaven en(de) ontfanghen te hebben vand(en)/ edelen en(de) mogen(de) jonch(e)r janne greve te nassouwe(n) tsarenbrugge/ hee(re) van heynsberghe te leeuwenberghe te diest en(de) te zichen(en)/(et)c(etera) en(de) dat bij handen mathijs van rode rentmeest(er)s des vors(creven) jonch(e)r(e)n inden lande van diest de helicht van hondert en(de) xiiii(½)/ r(ijnsche) gul(den) van dien ii[c] lv(½) r(ijnsche) guld(en) eenen stuver en(de) vi myten erfliker/ van salmen jairlix en(de) erflicx houden(de) zijn opde goede chijse/ en(de) pachte des vors(creven) jonch(e)r jans bescreven in seke(re)n scepen(en) brieve(n)/ van loven(en) d(aer) op gemaect tot twee (ter)mijnen te weten(e) deen/ helicht te bamesse en(de) dand(er) helicht te paesschen en(de) dit vanden
//
termijne van paesschen lestleden Bekynnen(de) hue(r) de vors(creven) jouffr(ouwe)/ m(ar)gr(iete) vand(er) vors(creven) helicht van hondert en(de) xiiii(½) r(ijnsche) gul(den) te/ paesschen lestleden gevallen volcomentlic genoech gedaen en(de)/ wel betaelt Scelden(de) volcomentlic d(aer) af quijt den vors(creven)/ jonch(e)r janne zijnen rentmeest(er) vors(creven) en(de) allen ande(re)n dien/ dit aengaen mach Gelovende h(ier) af recht warant te zijne/ tegen eenen yegeliken sande langr(ode) sept(embris) x ult(ima)