It(em) andries thomaes na(tur)lijc sone andries wile(n) thomas [renu(n)c(ians)] kindt en(de)/ lijdt openbaerlijc dat henric boelart my [he(m)] goede wettige rekeni(n)ge/ bewijssenisse ende betalinge gedaen heeft van alle(n) den goeden/ chijsen rente(n) pachte(n) goede(n) ghelde payme(n)te(n) brode [en(de)] boschghelde/ dair af hij tot de(n) dage toe van heden [va(n) wege(n) des voirs(creven) andries] e(n)nige hanteringe oft/ bewindt mach hebbe(n) gehadt Kinnen(de) he(m) d(air) af en(de) va(n) alle(n) geloften/(con)dicien (con)ve(n)cie(n) en(de) sculde(n) d(air) af [inne] de selve henric te he(m)wert gehoude(n)/ mocht zijn uut wat saken dat dat ware [usq(ue) vii die(s) hod(ie)] vernuecht ende/ wel betaelt sceldende volcomelijc quite de(n) voirs(creven) henr(icke) va(n) al des/ voirscr(even) steet Geloven(de) de(n) selve(n) henr(icke) zijn goede noch nyeman(de) and(er)s/ d(air) af ne(m)m(er)meer aensprake te doene te vexe(re)n te moeyen bij he(m) selven(en)/ noch bij nyeman(de) anders in gheene(n) recht gheestelijc noch weerlijc/ mair van des(er) quitan(cien) jege(n) eene(n) yeg(eliken) goet en(de) gerecht warand te zijne/ en(de) te blive(n) tot ewige(n) daghe(n) Geloven(de) voirt de selve andries oft de/ voirs(creven) henr(ic) in e(n)nige(n) toecomen(de) tiden met rechte va(n) e(n)nige(n) p(ar)tien/ dien de voirs(creven) andries belang mocht zijn aengesproke(n) oft verwo(n)ne(n)/ worde dat hij alle(n) dien cost en(de) last de(n) voirs(creven) henr(icke) die betalen sal/ en(de) oplegge(n) ad mo(nitionem) t(am)q(uam) bij also dat de selve henr(ic) boelart als hij
//
van e(n)nige(n) p(ar)tie(n) aengesproke(n) en(de) vervolcht wordt dat de(n) voirs(creven) andr(ies)/ wair hij niet afhendich en ware cundige(n) sal om he(m) dat te hulpe(n)/ v(er)antwerde(n) int recht dair ende also dat behoire(n) en(de) behoeve(n) sal moege(n)/ roelants langrode febr(uarii) viii