Wij jan van oppendorp ende dieric van langrode scepen(en) te loven(en)/ doen cont allen lieden dat op heden voir ons comen zijn jan/ van beke sone wilen gielijs jan vanden broeke arnt van wynge/ henric van bierbeke en(de) jan bodde ter eend(er) zijden en(de) willem/ van mere smet ter ande(re) kynnen(de) ende lidende dat zij met/ malcande(re)n overcomen zijn en(de) eens worden zijn van hue(re)r/ beider erve [oft hove] neven een gheleghen inde donckerstrate tegen/ over de woeninghe des selfs willems van mere tusschen pauwels/[huys] van godsenhoven ter eend(er) derve he(re)n oliviers bruwere ter/ ande(re) de voe(r) ter derder en(de) de donckerstrate ter vierd(er) zijden/ inder vueghen hier na verclaert Te weten(e) dat de vorscr(even)/ willem vanden vors(creven) erve voir hem sijnen erven en(de) nacomeling(en)/ tot eeuwegen daghen gebruyken besitten en(de) hantplichten sal begynnen(de)/ voir aende vors(creven) donckerstrate van aen derve des vors(creven) pauwels va(n)/ godsenhoven aldair x(½) voet breet oft dair omtrent vorts afge/ meten ten hove weert inne en(de) van dair achterweert gaen(de)/ opde vors(creven) voe(r) dair tselve [afgemete(n)] erve des vors(creven) willems x voete/ oft dair omtrent breet sal bliven gelijc dat dat bijden vors(creven)/ p(ar)tien mynlijc gepaelt en(de) verscheiden is Ende alle dand(er)/ erve vanden vors(creven) hoefken sal der vors(creven) wed(er)p(ar)tien tot eeuwege(n)/ dagen ombelet vand(en) vors(creven) willem(me) oft zijnd(er) nacomelingen/ volghen ende want opt vors(creven) erve van beide den p(ar)tien steet/ eene heymelich(eit) aldair de vors(creven) p(ar)tien tsamen in gericht zijn/ en(de) toeganc hebben soe sal de vors(creven) willem die moeten/ houden te weten(e) tderdel d(aer) af en(de) dand(er) p(ar)tie(n) vors(creven) dand(er)/ ii deele tot eeuwegen daghen Gelovende de vors(creven) p(ar)tien/ allet ghene des vors(creven) steet goet vast gestentich ende/ van weerden te houden voir hen hue(re)n erven en(de) nacome/ linghen tot eeuweghen daghen ende hier teghen/ in nacomende tijden [voirder] te ageren oft [he(m)] vord(er) int vors(creven) erve/ dan vors(creven) steet rechts te vermeten in e(n)nigher manie(re)n/ novembris secunda