Alle(n) de(n) ghenen die dese l(ette)ren sullen sien oft horen lesen bur/ germeeste(re)n scepen(en) en(de) raide der stat van loven(en) saluyt Doen/ te weten(e) dat opden dach datu(m) van desen voir ons come(n) is/ henric richier woenen(de) te namen en(de) heeft sonder e(n)nich/ werderroepen mechtich gemaect geconstitueert en(de) volcomen macht/ gegeven janne buytroggon woenen(de) te namen van nu vortae(n)/ opte boren en(de) tontfanghen also lange hij leve(n) sal en(de) niet langher/ alsulken xx rijd(er)s lijftochten als de vors(creven) henric op anceal le begge
//
en(de) div(er)sen zijnen borgghen met scepen(en) brieve(n) va(n) loven(en) heeft spreken(de)/ vallen(de) jairlix deen helicht xii dage in julio en(de) dand(er) helicht xii/ dage in januario gelijc de selve brieve d(aer) af gemaect int jair/ xiiii[c] lxi maii xix uutwisen en(de) begrypen die brieve d(aer) af ofs/ behoefde te vo(n)nissen den sculders tallen t(er)mijne(n) va(n) zijne(n) ontfange/ te quiteren en(de) quitancie te gheven op dat hij die brieve [vand(en) renten vors(creven)] tallen/ t(er)mijne(n) voir ogen brinct tot des(er) procuracien en(de) and(er)s niet/ En(de) vortaen d(aer) inne te doene des de selve henric h(ier) inne/ soude mogen doen oft hij telker tijt met(er) voir ogen ende/ tegenwordich wae(r) Geloven(en) de vors(creven) henric wes de/ vors(creven) procur(eur) in des vors(creven) is gedaen en(de) gevord(er)t sal worden in/ e(n)niger manie(re)n goet vast gestentich en(de) van weerden te houden/ des ter conden hebben wij burg(er)meeste(re)n scepen(en) en(de) raide d(er)/ stat van loven(en) vors(creven) den zegel ten saken d(er) selv(er) stat hier/ aen doen hangen int jair xiiii[c] lxiiii m(ar)tii v