It(em) in zekernissen d(er) voirs(creven) lijfpens(ien) alsoe wale voir p(ri)ncipael als voe(r)/ de verschinen(de) pachte heeft de voirs(creven) gerardt met matheeuse/ colcx vorste(r) inden name vande(n) he(r) ende in p(rese)ncie(n) d(er) voirs(creven) scepen(en)/ den voirs(creven) janne tot behoeff vand(er) hem selve(n) zijnre huysvrouwe(n)/ en(de) zijnre kijnde(re)n voirs(creven) te pande en(de) in handen gesedt de silvere(n)/ juweelen hier na v(er)cleert Te wete(n) twee zilve(re)n potte witte silve(re)n/ beke(re)n met eenre groter verguld(en) bloeme(n) bynnen wegende tsame(n)/ tweelf marck sesse oncen It(em) twee silvere(n) quartpotte met/ vergulden(en) boerde(n) van eene(n) fantsoene eene(n) silvere(n) waterpot/ gewrongen met eene(n) grote(n) neze wegen(de) tsame(n) alle drie thien/ marck sessen oncen It(em) eene(n) [ver]gulden(en) overdecten croes met amanse/ bynne(n) dair niet op en steet It(em) eene(n) andere(n) ov(er)decte(n) witte(n) croes/ met eene(n) voghele wegen(de) tsame(n) drie marck drie once(n) de welke/ de voirs(creven) jan alsoe en(de) in dier wijs bijde(n) gerichte genome(n) heeft om die/ den selve(n) gerarde wed(er) te levere(n) als hij vande(n) voirs(creven) scepen(en) br(ieven)/ volcomelijc voldaen en(de) v(er)nuecht sal wesen eisd(em)