It(em) in zekernisse(n) d(er) voirs(creven) lijfpens(ien) heeft de voirs(creven) gerard den/ voirs(creven) janne in alle d(er) manieren als voe(r) in handen gesedt de/ juweele(n) hier na v(er)cleert Te wete(n) eene(n) ov(er)decte(n) witten croes/ met eene(n) wildema(n)neken bove(n) It(em) een wit wat(er)potken met twee/ pypen It(em) een gewronge(n) schale It(em) een vlacke schale It(em) noch/ eene(n) ov(er)decten croes met eene(n) voghelke(n) op tdecsel wegen(de)/ tsame(n) iiii marck vii once(n) xv yng(elsche) It(em) eene(n) witte(n) over/ decte(n) croes bove(n) met eene(n) knoepken veramelgeert blau It(em) i/ v(er)gulden(en) croes overdect met eene(n) blauwen cnoepe bove(n) ende sinte/(christ)offels bynne(n) It(em) noch eene(n) vergulden(en) croes met eene(n) wilde(n)/ p(er)deken wegende tsame(n) alle drie vier marck vierdalf once/ It(em) eene(n) pot met eene(n) bande vergult om den hals en(de) eene(n)/ vergulden(en) croes sonder decsel met drie voete(n) dat jouffrouwe(n)/ zijn wegende alle beyde tsame(n) sesse marck and(er)half once/ It(em) eene(n) hoghen witten q(ua)rtpot twee witte derdelpotte It(em) eene(n)/ witten overdecten croes met eene(n) voghelken Noch eene(n) witten/ overdecten croes met eene(n) kindeken It(em) eene(n) groten overdecten/ vergulden(en) croes met eenen bande met bloemen met eene(n) ma(n)neken/ boven bynne(n) veramelgeert wegende tsamen twelff marck sesse/ oncen de welke de voirs(creven) jan alsoe en(de) in dier wijs bijden/ gerichte genome(n) heeft om die den selve(n) gerarde weder te/ leveren als hij vanden voirs(creven) scepen(en) brieven volcomelijc voldaen/ ende vernuecht sal wesen eisd(em)