It(em) de voirs(creven) jan bogart heeft [noch] de(n) voirs(creven) iii p(er)sone(n) geco(n)senteert/ ov(er)geg(even) en(de) gewillecoert dat zij te(n) naeste(n) schaertide sele(n) hebbe(n)/ aenverde(n) v(er)cope(n) en(de) te(n) hoochsten bringen alle alsulke(n) schape(n) met huer/ als gord baichoirs t(er) stoct gord vand(en) wouwe(re) te meenssele en(de) art va(n) beulen he(m) houden(de)/ zijn It(em) noch alle des selfs jans rente(n) en(de) pachte(n) te(n) naeste(n)/ tide vallende en(de) de pe(n)ni(n)ge d(aer) af comen(de) bekere(n) ind(er) q(ui)tinge(n)/ en(de) lossinge(n) vande(n) voirs(creven) iii rijd(er)s lijftochte(n) [met alle(n) acht(er)stelle] Bij also dat zij/ en(de) elc va(n) hen hem sculd(ich) selen zijn rekeni(n)ge en(de) bewijs te doene/ va(n) al des voirscr(even) steet en(de) al sonder argelist En(de) dat hij den/

selve(n) iii p(er)sone(n) dat sal late(n) doen en(de) acht(er)volge(n) heeft hij geloift en(de) te(n) heiligen/

geswore(n) op i banduyn van eene(n) nobel cor(am) eisd(em)