It(em) henric de haresch geheeten mascure die inde vroente andries/ van roesme(re) vorsters hadde doen setten matheeuse colcx oic vorste(r)/ te loeven(en) voir de so(m)me van xxvii(½) rijd(ers) eens die de selve/ matheeus den vors(creven) henricke voir scepen(en) loe van loeven(en) geloift/ heeft heeft opden dach es opden dach van heden gegaen/ met scepen(en) van loeven(en) ten huyse en(de) inder vroenten des vors(creven)/ andries aldair de vors(creven) matheeus niet bevonden en es Soe/ heeft de selve henric dair o(m)me de selve vroente des vors(creven)/ andries behoirlic met rechte beleydt cor(am) absoloens nausnyde(re)/ junii xxii