Item es in manie(re)n van erfvorweerde(n) tusschen den voirscr(even) augustine ende/ denijse ondersproke(n) de condicien hier nae volgende die zij malcande(re)n/ voe(r) hen ende hue(re)n erfgename(n) gelooft hebben tonderhouden Te weten(e)/ inden yerste(n) wart tsake datme(n) namaels bevonde dat de voirs(creven) xxxii(½)/ s(chellingen) bov(en) myn stonden dat die aff te legge(n) met xxii[en] den pe(n)ninck den/ cap(uyn) myn dan met ii r(ijnse) g(ulden) ende tvoirs(creven) sister rocx myn dan met/ vi guld(en) rijders te xxvi stuv(er)s stuck dat dan de voirs(creven) denijs de bate/ gheve(n) ende betale(n) sal den voirs(creven) augustine aengesien dat de(n) voirs(creven)/ augustine inde come(n)scap vande(n) voirs(creven) erve die pe(n)ninghe alsoe hoghe/ gelijck voirs(creven) steet gecort zijn Voirt is ondersproke(n) alse vand(en) voirs(creven)/ vier rijders erflijck wart tsake dat de voirs(creven) denijs voirde(n) rijde(r)/ meer gheve(n) moeste(n) nae recht het wa(r)e inde betalinghe vande(n) jairlijcsce(n)/ chijse oft int aflegghen dan xxvi st(uvers) dat de voirs(creven) augustijn die/ overbate den voirs(creven) denijse gheven en(de) oprichte(n) sal Es oick bevorw(er)t/ wart tsake dat henr(ic) coreke(n) vader des voirs(creven) augustijns die int/ jair xiiii[c] liii marcii xix voe(r) de voirs(creven) iiii rijders crone(n) [rijd(er)s] erflijck/ tonderpande sette zijn huys ende hoff gelegen opde biest te loven(en)/ tussche(n) den goeden willems wijlen troyaert ende wout(er)s sbeckers/ comen(de) achter tot opde voe(r) oft zijn nacomelinge(n) besitte(rs) vande(n) selve(n)/ huyse eenighe scaden lede(n) uuyt sake(n) vand(en) jairlijcxscher betaling(en)/ van drie rijders der voirs(creven) iiii rijders d(air) tvoirs(creven) huys noch voe(r) v(er)pant/ blijft staende dat dan de voirs(creven) denijs de scade drage(n) en(de) ghelde(n)/ sal ende al des voirs(creven) steet sonder arghelist cor(am) eisd(em)