It(em) joh(ann)es opde(n) berch rintmeester des edele(n) jonch(er) jacops greve/ te salmen he(r) te rotselair te vorsslair (et)c(etera) als geleit na de(n)/ rechte d(er) stad va(n) loeven(en) tot alle(n) de(n) goede(n) beyde have en(de)/ erve des voirs(creven) jonch(er) jacops in p(rese)ncia heeft gekent en(de) gelijdt/ gehave(n) te hebbe(n) en(de) ontfange(n) vande(n) edele(n) en(de) moegen(de) jonch(er)/ janne greve te nassouwe(n) tsare(n)brugge(n) he(r) te heynsb(er)ge te leeuwe(n)b(er)ge/ te diest te zichen(en) (et)c(etera) en(de) dat bij handen mathijs vanden rode/ rintmeesters des voirs(creven) jonch(e)r jans inden lande van diest de/ helicht van c xli r(ijns) g(ulden) i st(uver) vi mit(en) van dien ii[c] lv(½)/ r(ijns) guld(en) eene(n) st(uver) vi mit(en) erflijc die de voirs(creven) jonch(er) jacop
//
en(de) jouff(rouw) magriete roelants weduwe joes wilen absoloens jaerlijcx en(de)/ erflijc heffende zijn opde goede chise en(de) pachten des voirs(creven) jonch(er) jans/ bescr(even) in zeke(r) scep(enen) br(ieve) van loeven(en) d(air) op gemaect te tween t(er)mijne(n) te/ weten deen helicht te bamisse en(de) dand(er) helicht te paessche(n) en(de)/ dit vanden t(er)mijne van paesschen lestleden Bekinnen(de) hem de voirs(creven)/ jan op den berch als voe(r) vand(er) voirs(creven) helicht van c xli r(ijns) guld(en)/ i st(uver) vi mit(en) te paesscen lestleden gevallen volcomelijc v(er)nuecht/ ende wel betaelt scelden(de) d(air) af volcomel(ijc) q(ui)te den voirs(creven) jonch(er)/ janne zijne(n) rintmeest(er) voirs(creven) en(de) alle ande(re) dient aengaen mach/ vanden voirs(creven) t(er)mijne va(n) paessche(n) lestlede(n) en(de) va(n) alle(n) voirleden(en)/ t(er)mijne(n) cor(am) meldert most no(vem)[b(ris)] xxviii