Item willem van dyoen de jonge sone willems van dyoen in/ p(rese)ncia heeft gekint en(de) gelijdt dat hij als rentmeester m(ijns)/ gened(ichs) he(re)n ts(er)togen inder plaetsen van graven van bossuyt/ van nethen(en) en(de) dair omtrent wel vernueght ende/ betaelt is vanden erfgenamen en(de) nacomelingen wout(er)s
//
wilen van nethen(en) geheten vanden royele van al alsulken/ heerlicken rechten pontpe(n)ningen oft ande(re)n als m(ijn) voirs(creven)/ gened(ich) here verschenen en(de) gevallen mogen zijn vand(en)/ coepe van vijf mudden terwen erflijc die de voirs(creven) wilen/ wouter met scep(enen) br(ieve) va(n) lov(en) vand(er) daet xiiii[c] xli xviii maii cochte/ en(de) v(er)creegh tegen gielise wilen van elde(re)n aen en(de) op de goede/ en(de) erflich(eit) des vors(creven) gielis inde(n) vors(creven) brieve genoempt en(de)/ ind(en) vors(creven) plaetsen en(de) dair omtrent gelegen so v(er)re dat m(ijn) vors(creven)/ gened(ich) hee(r) dat aencleeft en(de) niet voird(er) vanden dage vanden/ selven coepe totten dage van heden Bekynnen(de) hem als officier/ volcomentlic genoech gedaen te zijne Scelden(de) dair om quit/ van dien de(n) voirs(creven) erfgenamen en(de) allen ande(re)n die quitancie/ behoeven Geloven(de) oic dair af niet meer aentespreken/ mair warant te zijne van des(er) quitancie cor(am) blanck(art) dormale/ januarii xvi