Opde questie tusschen henricke de hollande(re) en(de) katlijne(n) die wijf es/ gheerts moens nu ter tijt gevanghen te libbeke es op heden p(ar)tien/ aengehoirt in alle tgene dat zij wouden seggen get(er)mineert ierst/ nae die kinnesse die de voirs(creven) katlijne dede met hue(re)n vriende(n) van weg(en)/ des voirs(creven) gevangen(en) dat de selve gevangen(en) gehoude(n) soude sijn de(n) vors(creven)/ henricke ter stont te betalen en(de) te leve(re)n ter plaetsen van libbeke zeve(n)/ duysent coreele coopmans goet en(de) dat ten warande(re)n vand(en) ghene(n)/ die vand(er) stat weghen tot warandeerscape gestelt sijn en(de) die de vors(creven)/ henric tsijnen laste oft hij vand(en) prise vand(en) vors(creven) goeden niet te vrede(n)/ en es dair sal moeghen toe versueken Ende soe verre de vors(creven) gevangen(en)/ hem met rechte ontwercken wille vanden banduyne die henric over/ hem bij gebreke vander levering(en) overgegev(en) heeft dat hij dat sal/ moigen doen stellende goede borgen om tegen den hee(r) rechts te plege(n)/ en(de) te voldoene des trecht wijsen sal act(um) in pleno (con)silio febr(uarii) xix