Item jan de naen sone willems de naen die als procur(eur)/ hennekens de naen sijns soens in zijnen broede zijnde heffen(de)/ is iiii(½) rijd(er)s tsjars van dien ix rijd(er)s lijftochten staen(de) ten/ live des selfs hennekens en(de) m(ar)grieten zijnd(er) suster wer/ dynne gielis van adelberge wettige kynde(re) des vors(creven) jans/ de naen en(de) tot des lanxste leven(de) van hen beiden die
//
henric vanden borchoven als principael en(de) jan zijn brued(er)/ met meer ande(re)n als zijn borgen den selven henneken/ en(de) margrieten tot hue(re)r beider live en(de) des lanxst leven(de)/ van hen v beiden met scepen(en) brieve(n) va(n) lov(en) sculdich/ en(de) belanc zijn in p(rese)ncia heeft gekint en(de) gelijdt/ dat hem als procur(eur) en(de) ind(en) name en(de) behoef des selfs he(n)nekens/ die in zijne(n) broede is in afslage vand(en) gedeelte den selven/ henneken toebehoe(re)nde vand(en) vors(creven) lijftocht afgequijt sijn en(de)/ allessins vernueght de twee rijd(er)s d(air) af met allen acht(er)/ stelle va(n) dien Scelden(de) den selve(n) henr(icke) vand(en) borchoven sijn/ borgen en(de) hue(r) goede d(air) af volcomentlic quijt P(ro)mittens null(atenus)/ alloqui s(ed) war(andizare) erga quoscu(m)q(ue) meld(er)t blanck(art) maii iiii