Item opden dach van heden [es comen] jan madea voir meye(r) en(de) scepen(en) van/ loven(en) met alsulken guld(en) halsbande met eene(n) guld(en) spanne onder hangen(de)/ met v peerlen eene balays ende eenen scarpen dyamante wegen(de) tsamen/ neghen oncen troys gewichts als hem opden xxii dach van september/ anno lxvii bij janne brant geheeten van grobbendonc voir scepenen/ van loeven(en) in handen gestelt wairt voir zesse rinsche guld(en) lijfpen(sien)/ tot sijne(n) live ende ten live mychiels scribaens en(de) tot des lancxte(n) leven(de)/ live van hen beiden dair de selve jan madea sijn heffen ende disposicie
//
inne heeft gelijck dat blijct bijden brieven dair af zijnde vand(er)/ daet voirs(creven) Ende heeft aldair behoirlic nader stat recht gethoent/ de selve pande bege(re)nde dair af execucie ende dair aen verrichti(n)ge/ ende voldoeni(n)ge beide van p(ri)ncipalen en(de) ach(er)stelle der vors(creven) lijfpen(sien)/ ende den eedt gedaen van zijnen gebreken die hem aende selve pande(n)/ ombetaelt uustonden yerst opt p(ri)ncipael gedragen(de) tsestich rinsche g(ulden)/ en(de) op twee geheele jairpachte(n) van dien d(air) op hij bekinde gehave(n)/ te hebben vier rinsche guld(en) zonder noch een jair rinte nu loepen(de)/ en(de) in septembri naistcomen(de) d(air) af verschijnen(de) ende voort trecht/ begheert d(air) op en(de) begheert de scepen(en) gemaent te wordde(n) hoe hij totte(n)/ zijnen geraken zoude Welke scepen(en) d(air) op gemaent sijnde na dat hen/ behoirlic heeft gebleken bij tyboute der stat bode op sijne(n) eedt dat de vors(creven)/ jan brant in p(er)sone met brieve(n) vand(er) stat die hij gedrag(en) hadde v(er)mae(n)t/ en(de) versocht was geweest betalinge te doene van des voirs(creven) steet ende/ dat de(n) selve(n) janne brant voort en(de) oic janne bra(n)t sijne(n) oem oic in p(er)sone/ met brieve(n) vand(er) selver stat geintimeert was wair die betali(n)ge niet/ en gesciedde dat dexecucie vand(en) vors(creven) pande(n) soude mote(n) gescien en(de) zij nochta(n) d(air)/ op niet geledt en hebben ghewijst zijn hebbe(n) voir een vo(n)nisse dat de vors(creven) ja(n) madea/ de vors(creven) pa(n)de v(er)coepe(n) en(de) te(n) hoochste(n) bring(en) sal en(de) oft d(air) overt dat hij d(air) af de(n) ghene(n)/ diet behoort restitucie doen sal en(de) oft he(m) gebrect dat hij voirtvare(n) sal met rechte cor(am)/ blanck(ar)t maes m(ar)tii xxvi