It(em) want henric van bierbeke als p(ro)cur(eur) he(re)n mychiels/ absoloens ridders uut machte van scepen(en) brieve(n) van/ loeven(en) over lang gemaect ende gepasseert voir zijn gebrec/ van vier rijd(er)s lijftochte(n) na de heerlich(eit) ons gened(ichs) hee(re)n/ tsh(er)togen en(de) de(n) rechte zijnre stad van loeven(en) comen/ en(de) geleit zijnde tot allen den goeden beyde have en(de)/ erve henricx vanden vere op den dach van hede(n) hadde/ doen bescriven de(n) voirs(creven) henric en(de) zijn kijndere die/ hem alle de voirs(creven) goede ongebruyckich maecte Aldair
//
de voirs(creven) henric vanden vere zijn voirs(creven) kijnde(re) noch ande(re)/ gecome(n) noch gecomp(ar)eert en zijn Soe wijsden de/ he(re)n scepen(en) va(n) loeven(en) t(er) manissen smeyers Aenge/ hoirt den bode die tvoirs(creven) exploit gevolcht heeft/ met rechte datme(n) de(n) voirs(creven) p(ro)cur(eur) vande(n) voirscr(even)/ goeden houden sal inde macht van zijne(n) beleyde/ voirs(creven) soe v(er)re dat noch voir hen come(n) is p(rese)nt(ibus)/ om(n)ib(us) scabinis de(m)pt(is) py(n)noc vync jul(ii) xxviii